Karine Moykens
04/12/2023
Kwaliteit Algemene Ziekenhuizen Woonzorg Geestelijke gezondheidszorg

“De principes van Zorgnet-Icuro zijn een stevige basis voor een constructief gesprek”

Dossier toezicht en handhaving

Interview Karine Moykens, secretaris-generaal Departement Zorg

De principes van Zorgnet-Icuro zijn een stevige basis voor een constructief gesprek

Welke plannen heeft de Vlaamse overheid met het inspectie- en handhavingsbeleid? En hoe kijken zij naar de elf principes die Zorgnet-Icuro naar voren schuift? Karine Moykens, secretaris-generaal van het Departement Zorg, geeft tekst en uitleg.

Andere artikels in het dossier toezicht en handhaving

Welke plannen hebben jullie met het inspectie- en handhavingsbeleid?

“Om te komen tot een voldragen visie op toezicht en handhaving, moet je focussen op de volledige handhavingsketen. Voor ons bestaat die uit drie belangrijke pijlers. Ten eerste moet het nieuwe kwaliteitsdecreet geïmplementeerd worden. Daarnaast bouwen wij volop aan de ‘Zorginspectie 3.0’. En tot slot is er het aspect handhaving.”

Laten we eerst even inzoomen op dat nieuwe kwaliteitsdecreet.

“Het grote verschil met het vorige decreet is dat het belangrijke principes en verwachtingen ten aanzien van voorzieningen formuleert, maar dat binnen die uitgangspunten nog veel ingevuld kan worden, in cocreatie en in een proces van overleg. Bovendien vertrekken we nu vanuit een heel ander verhaal. Vroeger moesten we in onze sectoren echt nog uitleggen hoe belangrijk het is om te werken aan zorgkwaliteit. Vandaag is dat algemeen bekend. Dus moeten we als overheid een andere pet opzetten. De dynamiek die al op het terrein aanwezig is, moeten we versterken en valoriseren. Maar we vinden het wél cruciaal om met de belanghebbenden rond de tafel te zitten, de zogenaamde kwaliteitstafels, zodat we samen met hen adviezen kunnen opstellen rond die kwaliteit van zorg. Over welke themas dat zal gaan, willen we ook in overleg beslissen. Een concreet voorbeeld zijn vrijheidsbeperkende maatregelen, die relevant zijn voor zowat alle sectoren.

“Als je ‘wederzijds vertrouwen’ als vertrekpunt neemt, wordt elke vraag van de overheid beschouwd als een gebrek aan vertrouwen. Ik spreek liever over betrouwbaarheid”

We merken dat er vanuit de sector wat argwaan en terughoudendheid bestaan tegenover het nieuwe decreet. Daarom wil ik toch even terugblikken. Tien jaar geleden hebben we met de algemene ziekenhuizen een heel traject doorlopen om te bekijken welke instrumenten we konden inzetten om de kwaliteit in die ziekenhuizen te verhogen. Als overheid hebben we toen niets opgelegd, alles is in overleg gebeurd. Zo zijn we gekomen tot het model met drie pijlers: systeemtoezicht via externe accreditatie, nalevingstoezicht en het gebruik van indicatoren. Dat is een robuust model voor kwaliteitsstimulering en -kwaliteitsbewaking gebleken. En eigenlijk is dat tot stand gekomen aan een kwaliteitstafel’ avant la lettre: we hebben samen een doel bepaald, de instrumenten gekozen en die ontwikkeld. Dat was een heel succesvol traject. Die oefening willen we nu doen met al onze sectoren.”

Een ander aspect van het kwaliteitsbeleid is de behandeling van klachten. Hoe kijken jullie daarnaar?

“In eerste instantie behandelen de voorzieningen zelf klachten over de eigen dienstverlening. Zij gaan daarmee aan de slag. Als overheid behandelen wij de tweedelijnsklachten. Bij de creatie van het nieuwe Departement Zorg, hebben we besloten om de interne behandeling van klachten te stroomlijnen. Samen met de collegas van de verschillende agentschappen zijn we nu aan het onderzoeken hoe we dat kunnen aanpakken, zodat we veel meer van elkaar kunnen leren. Vanuit de overheid vinden wij het ook wel belangrijk om op de hoogte te worden gesteld van klachten of incidenten. Niet om de klachtbehandeling over te nemen, of over te doen. Maar wel – en daar moeten we als overheid en sector naar evolueren – om samen met de voorziening te bekijken wat uit die klacht, uit dat incident werd geleerd, en hoe dat leidde tot verbeteringen in de processen.”

Karine Moykens
“We gaan voorzieningen niet bij de hand nemen om te zeggen hoe ze het moeten aanpakken, want dan bestaat de kans op rolverwarring en foute verwachtingen”

U had het over de Zorginspectie 3.0. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

“De sector is enorm geëvolueerd als het gaat over kwaliteit, dus de Zorginspectie moet uiteraard mee evolueren. We zien vijf belangrijke taken voor Zorginspectie. Ten eerste is er de controlerende opdracht, een expliciete kerntaak. We kiezen bewust voor risicogestuurd inspecteren. Dat heeft veel met efficiëntie te maken: hoe kun je met de beschikbare middelen zo goed mogelijk controleren? Daarvoor moeten we ook risico-analyses maken per sector: welke voorzieningen hebben een hoger risicopotentieel en moeten dus vaker, of met een andere methodiek, geïnspecteerd worden? Een belangrijke uitdaging voor ons is transparantie: hoe vertalen we de regelgeving bijvoorbeeld in onze inspectie-instrumenten? 

Een tweede opdracht is de regierol in het toezichtslandschap. Dat gaat bijvoorbeeld over de nauwe samenwerking met de functionele entiteiten, zoals Opgroeien en het VAPH. Ook extern toezicht door derden kan nog worden geoptimaliseerd. Maar we moeten ook extra aandacht geven aan de samenwerking met parketten. We merken namelijk dat steeds meer cases rond gebrekkige zorg deel uitmaken van strafrechtelijke dossiers.

“Eén team voor toezicht en handhaving, daar zijn we geen voorstander van. We willen de absolute objectiviteit van onze Zorginspectie blijven garanderen”

Ten derde is de Zorginspectie een schakel in de handhavingsketen. Dat is vooral een verhaal van een transparant, realistisch en consequent handhavingsbeleid. Wanneer vraag je bijvoorbeeld een inspectie-opdracht aan en wanneer koppel je terug naar de functionele entiteiten? Ook dat moet gestroomlijnd worden.

Een vierde is de beleidsondersteunende opdracht. Onze inspecties zijn vaak een bron van waardevolle informatie en we maken nu al beleidsrapporten op basis van onze vaststellingen. Maar ik denk dat we daar nog meer op moeten inzetten, ook met thematische rapporten. Denk bijvoorbeeld aan het recente rapport over het medicatieproces in de woonzorgcentra.

Tot slot is er de informerende opdracht. Het is onze rol om te informeren, motiveren en stimuleren, zodat de zorgkwaliteit verbetert. Maar ik wil toch nog even aanstippen dat wij nooit een coachende rol hebben. We gaan voorzieningen niet bij de hand nemen om te zeggen hoe ze het moeten aanpakken, want dan bestaat de kans op rolverwarring en foute verwachtingen."

Kunt u nog wat meer vertellen over de stroomlijning van het handhavingsproces?

“De handhaving moet versterkt worden. Dat betekent niet dat we sowieso strenger moeten optreden, wel dat er meer instrumenten moeten komen. Diversifiëring is cruciaal. Daarnaast willen we zeker bekijken hoe we de handhaving kunnen stroomlijnen binnen de verschillende sectoren. Ze moeten uiteraard niet allemaal dezelfde instrumenten hebben - de kinderopvang kun je niet vergelijken met ziekenhuizen - maar er zijn wel gemeenschappelijke afspraken mogelijk. Zijn we bijvoorbeeld in alle sectoren even transparant over genomen maatregelen? Denk aan wat we doen in de woonzorgcentra die onder verhoogd toezicht worden geplaatst. Vandaag zijn de regels daarvoor anders voor woonzorgcentra en psychiatrische verzorgingstehuizen, terwijl het in beide gevallen gaat om residentiële voorzieningen voor kwetsbare mensen. Neem daar nog de residentiële voorzieningen bij voor personen met een handicap en jeugdhulp, en je hebt vier sectoren die zeer nauw bij elkaar aansluiten. Dan is het logisch dat we die ook meer stroomlijnen.”

Zorgnet-Icuro heeft elf principes klaar voor de toekomst van toezicht en handhaving. Hoe kijkt u daarnaar?

“Het werkstuk van Zorgnet-Icuro is wat mij betreft een heel stevige basis om een constructief gesprek aan te gaan. Ik zie bijvoorbeeld dat er een centrale taak voor de overheid is weggelegd, iets waar wij het volledig mee eens zijn. Wij moeten toezicht houden op de basisvoorwaarden, om veilige en kwaliteitsvolle zorg te garanderen voor kwetsbare mensen. Maar wat ik een beetje mis, zijn de engagementen van de sector zelf. Er worden - vaak terecht - veel vragen gesteld aan de overheid, waarover we zeker in gesprek willen gaan. Maar welke engagementen kan de sector nemen in een nieuw model voor het garanderen van kwaliteit van zorg? Al wil ik toch benadrukken dat we elkaar voor het overgrote deel wel zullen vinden. Het is nu vooral belangrijk om in gesprek te gaan en de principes te vertalen naar realiteit. Er zijn zeker 7 of 8 principes bij waarmee we snel aan de slag kunnen. Daarmee zijn we al een heel eind op weg.”

Maar er zijn ook principes waar u het moeilijk mee hebt?

“Ja, er zijn wel wat elementen die bij mij vragen oproepen. Neem nu de nadruk die wordt gelegd op de dialoog tussen evenwaardige partners. Dan vraag ik me af: partnerschap uiteraard, maar moeten we überhaupt wel gelijkwaardigheid beogen? Je mag niet vergeten dat wij als overheid de eindverantwoordelijkheid dragen om in te staan voor het algemeen belang. Dat kan soms haaks staan op wat voor een sector of voorzieningen van belang is. En als er tegenstrijdige belangen zijn, is er geen gelijkwaardigheid. Dan moeten wij kiezen voor het algemene belang, voor de samenleving.

"Het is nu vooral belangrijk om in gesprek te gaan en de principes te vertalen naar realiteit. Er zijn zeker 7 of 8 principes bij waarmee we snel aan de slag kunnen”

Een ander voorbeeld is het principe van wederzijds vertrouwen. Als je dat als vertrekpunt neemt, wordt elke vraag van de overheid beschouwd als een gebrek aan vertrouwen.  Maar vragen stellen is inherent aan onze opdracht, want wij dragen nu eenmaal de eindverantwoordelijkheid. Ik spreek liever over betrouwbaarheid. Als de overheid en de sector zich betrouwbaar gedragen, is vertrouwen een logische reactie. Een betrouwbare overheid is rechtvaardig, onpartijdig en open over wat ze doet. En een betrouwbare sector is bijvoorbeeld open over klachten en incidenten.”

Een ander principe is dat toezicht en handhaving door één team gebeuren. Hoe kijkt u daarnaar?

“Daar zijn we geen voorstander van, we blijven de functiescheiding tussen toezicht en handhaving héél belangrijk vinden. Dat kan wel binnen één entiteit zitten, zoals vandaag het geval is, maar er blijft een strikte scheiding tussen de afdelingen. We willen de absolute objectiviteit van onze Zorginspectie blijven garanderen. Daarom geloven we rotsvast in het vier ogen-principe, met enerzijds de inspecteur die zijn vaststellingen doet en anderzijds degene die handhaaft en erkent. Dat neemt uiteraard niet weg dat alles moet ingebed zijn in een hechte samenwerking, er een goede informatie-uitwisseling moet zijn, en overleg en afstemming, vertrekkende vanuit ieders verantwoordelijkheid.”

Er zijn ook andere departementen in transitie rond toezicht en handhaving, denk aan de Onderwijsinspectie. Werken jullie aan één overkoepelende visie?

“Een aantal jaar geleden is het idee verkend om alle inspectiediensten samen te voegen. Voor een aantal diensten is dat ook effectief gebeurd. Maar voor domeinen met een duidelijke functiescheiding tussen toezicht en handhaving - denk aan zorg en onderwijs - besloot de Vlaamse regering om aparte inspectiediensten te behouden. Terecht, vind ik. Maar dat betekent niet dat we niet overleggen. Een goed voorbeeld is onderwijs. Soms gaan we zelfs samen op inspectie, in de jeugdhulp bijvoorbeeld. Dat heeft er toe geleid dat sommige voorzieningen - de internaten - overgeheveld zijn van onderwijs naar welzijn. Maar ook met andere sectoren, zoals wonen of milieu, zijn er vaak overlappingen. Door te overleggen, kunnen we nog veel leren van elkaar.”

Tekst: Stefanie Van den Broeck – Beeld: Peter De Schryver

Het toezicht op wzc is zeker nodig ben hier al van 2017 mee geconfronteerd alles komt natuurlijk niet ten berde aangezien ik al verschillende jaren al van alles gezien en gezwegen heb is deze inspectie broodnodig.. Heel nodig er wordt veel verzwegen..

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.