16/04/2024
Kwaliteit Algemene Ziekenhuizen

Vlaamse ziekenhuizen in Europese middenmoot voor beroertezorg

Ongeveer de helft van de ziekenhuizen behaalt de vooropgestelde kwaliteitsnormen voor acute behandeling van een beroerte, dat blijkt uit de eerste resultaten van de kwaliteitsindicatoren voor beroertezorg van het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg (VIKZ). De indicatoren peilen naar de kwaliteit van de behandeling op het moment van de opname in het ziekenhuis wegens een beroerte, naar complicaties tijdens het verblijf en naar de overlevingskans na een beroerte. Het aantal complicaties en het sterfterisico kan verschillen per ziekenhuis. Vlaanderen bevindt zich eerder in de middenmoot in vergelijking met Europese landen. Deze indicatoren bieden handvaten tot het verbeteren van zorg- én datakwaliteit.

Een beroerte of CVA (cerebrovasculair accident) is een ‘ongeluk van de bloedvaten in de hersenen’. Ze kan de vorm aannemen van een herseninfarct, een bloedklonter die de doorstroming van bloed naar een deel van de hersenen vermindert. Het kan ook gaan om een hersenbloeding. Het eerste noemt men een ischemische, het tweede een hemorragische beroerte. 

Naar schatting krijgen elk jaar 13.000 personen in Vlaanderen een beroerte (bron: MZG, 2018). De impact is hoog: afhankelijk van het type, is er een kans van 20 tot 40% om de beroerte niet te overleven en is er een hoge kans op ernstige gevolgen zoals verlammingsverschijnselen en spraak- en taalproblemen. Snel en adequaat behandelen kan de uitkomst van de beroerte verbeteren.

Het Koninklijk Besluit van 19 april 2014 over de erkenning van ziekenhuizen voor zorgprogramma’s beroertezorg, bevatte al bepalingen om de ziekenhuizen aan te zetten tot registratie en opvolging van kwaliteitsindicatoren. Het VIKZ heeft nu een set van indicatoren ontwikkeld die toelaat de kwaliteit van de beroertezorg in beeld te brengen; die set biedt tegelijk handvaten om de kwaliteit te verbeteren. Het VIKZ werkte die uit samen met een groep van klinische experten uit verschillende medische en verpleegkundige disciplines betrokken bij de beroertezorg, onder leiding van dr. Geert Vanhooren (AZ Sint-Jan, Brugge). Ook bepaalde de expertengroep kwaliteitsnormen op basis van internationale studies ten opzichte waarvan de resultaten worden afgetoetst.

Dertig Vlaamse ziekenhuizen namen vervolgens deel aan een eerste meting met deze indicatoren. De resultaten werden voorgesteld op het VIKZ-symposium dat op 16 april werd georganiseerd en waar onder andere ook Bernadette Van Den Heuvel (directeur woonzorg Zorgnet-Icuro) een toespraak hield.
Aan nieuwe metingen nemen ondertussen al 45 van de 53 Vlaamse ziekenhuizen deel. Updates volgen de komende jaren. De meeste indicatoren worden berekend op basis van beschikbare, door de ziekenhuizen verplicht te registreren, administratieve en medische gegevens (de minimale ziekenhuisgegevens of MZG) en gegevens over verstrekkingen in het kader van de verplichte ziekteverzekering (gecentraliseerd door het Intermutualistisch Agentschap of IMA).

Reactie Zorgnet-Icuro

Zorgnet-Icuro vindt het positief dat steeds meer ziekenhuizen participeren aan het systematisch meten van de indicatoren van VIKZ. Zo krijgen ze inzicht in hun resultaten en positionering, zowel internationaal als in vergelijking met hun Vlaamse collega-ziekenhuizen. Het is nu zaak systematisch te werken aan verbetertrajecten en hun processen daarop aan te passen.

Enkele bevindingen

  1. Een eerste norm is dat bij ongeveer 15% van de patiënten met een beroerte trombolyse moet worden opgestart bij opname in het ziekenhuis. Dit is een geneesmiddel dat de bloedklonter zal oplossen, waardoor de bloedtoevoer naar het getroffen deel van de hersenen hersteld wordt. In de Vlaamse ziekenhuizen gebeurt dit te weinig: gemiddeld bij 11,1% van de patiënten. In ziekenhuizen die deelnemen aan de meting, en die dus hun resultaten publiek rapporteren op Zorgkwaliteit.be, is dat 12,0%; in niet-deelnemende ziekenhuizen is dat 9,0%. Meer dan de helft van de deelnemende ziekenhuizen behalen de vooropgestelde norm van 15%, maar een belangrijk deel dus niet en er is een grote variatie: min. 1,3%, max. 20,6%. In vergelijking met de resultaten in andere Europese landen bevindt het Vlaamse gemiddelde resultaat zich eerder in de middenmoot.
  2. Daarnaast wordt vooropgesteld dat de trombolyse bij minstens 50% van de patiënten binnen de 30 minuten na aankomst in het ziekenhuis moet worden opgestart (= deur-tot-naald tijd). Tijd telt! Hoe langer de beroerte onbehandeld blijft, hoe meer hersenweefsel kan aangetast zijn en hoe slechter de uitkomst is voor de patiënt. Het opvolgen van deze deur-tot-naaldtijden is dan ook fundamenteel om de processen te monitoren en waar nodig te verbeteren. Deze indicator kon berekend worden voor 20 ziekenhuizen. Gemiddeld behalen die ziekenhuizen bij 31% van de patiënten een deur-tot-naaldtijd van minder dan 30 minuten (min: 4%; max. 59%). Bijna de helft van deze ziekenhuizen haalt de norm van 50%, de mediane tijd is 40 minuten. Dit resultaat situeert zich ongeveer in de middenmoot in vergelijking met andere Europese landen. Een eerste belangrijke verbeteractie ligt in het beter en uniform registreren van deze deur-tot-naaldtijden.
  3. Voor twee complicaties die kunnen optreden in het ziekenhuis bij patiënten met een beroerte is er een sterke variatie te zien tussen ziekenhuizen: Bij gemiddeld 4% van de patiënten werd een slikpneumonie vastgesteld. Dit is een longontsteking ontstaan door slikproblemen na de beroerte. Er is geen significant verschil vastgesteld tussen deelnemende en niet-deelnemende ziekenhuizen. Het gecorrigeerd resultaat in de deelnemende ziekenhuizen varieert van 0 tot 8%. Bij 81% van de deelnemende ziekenhuizen zit het resultaat binnen de verwachte variatie rond het gemiddelde of beter. Bij gemiddeld 5% van de patiënten werd een urineweginfectie vastgesteld. Er is geen significant verschil vastgesteld tussen deelnemende en niet-deelnemende ziekenhuizen. Het gecorrigeerd resultaat in de deelnemende ziekenhuizen varieert van 2 tot 13%. Bij 74% van de deelnemende ziekenhuizen zit het resultaat binnen de verwachte variatie rond het gemiddelde of beter. Bij deze indicatoren vermoeden we een belangrijke onderregistratie. Internationale studies tonen aan dat de prevalentie van deze infecties na een beroerte hoger ligt (ongeveer 10% voor slikpneumonie en 15% voor urineweginfectie).
  4. En dan is er de laatste indicator: gemiddeld 14% van de patiënten overlijdt binnen de 30 dagen na een opname voor een herseninfarct of een hersenbloeding. Er is geen significant verschil vastgesteld tussen deelnemende en niet-deelnemende ziekenhuizen. Het gecorrigeerd sterfterisico in de deelnemende ziekenhuizen varieert van 6% tot 24%. Bij 90% van de deelnemende ziekenhuizen zit het resultaat binnen de verwachte variatie rond het gemiddelde of beter. Uit cijfers van de OESO blijkt dat Vlaanderen zich op het vlak van sterfterisico in de middenmoot van de OESO-landen bevindt, wat werd bevestigd in het recente performantierapport van het Federaal Kenniscentrum.
  5. Er werd in deze meting gewerkt met secundaire data: gegevens die verzameld werden voor andere doeleinden. Ondanks de beperkingen gekoppeld aan het gebruik van secundaire data, verkoos de expertengroep deze resultaten toch te publiceren. Dit als incentive en signaalfunctie.

Lees hier het uitgebreide rapport

Nieuwe website Zorgkwaliteit.be

De nieuwe website Zorgkwaliteit.be maakt de resultaten van alle kwaliteitsmetingen, per ziekenhuis en globaal, beschikbaar voor professionals en voor burgers. De website onderging een grondige vernieuwing om de gebruiksvriendelijkheid en toegankelijkheid te verbeteren zodat het gebruik van de gegevens en de impact ervan kunnen toenemen. Het blijft een uitdaging om vaak complexe data te brengen op een begrijpelijke manier die wetenschappelijk correct is.
In de huidige eerste fase toont de website de resultaten van de kwaliteitsmetingen over de Algemene Ziekenhuizen. Een overzicht van de beschikbare resultaten vindt u in de tabel hierna. Voor de andere sectoren die actief zijn binnen het VIKZ (geestelijke gezondheidszorg, residentiële ouderenzorg en eerstelijn) kan op de website een overzicht terug gevonden worden van de lopende initiatieven en zijn er ook meer globale rapporten beschikbaar. Publicaties uit die sectoren worden verwacht vanaf medio 2025.