Longscreening
18/04/2024
Zorgbeleid Algemene Ziekenhuizen

Longkankerscreening redt levens, maar heeft ook aanzienlijke nadelen

Er gaan steeds meer stemmen op om personen met een hoog risico op longkanker, zoals bv. zware (ex-)rokers, regelmatig te screenen met een CT-scan met lage stralingsdosis. Wanneer de kanker in een vroeg stadium wordt ontdekt, zijn de behandelingsmogelijkheden en overlevingskansen immers beduidend beter. Aan het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) werd gevraagd om de doeltreffendheid, veiligheid en kosteneffectiviteit van een dergelijke screening te onderzoeken. Longkankerscreening blijkt aanzienlijke voor- en nadelen te hebben. Longkankerscreening kan kosteneffectief zijn als de bereidheid van de overheid om te betalen zich bevindt boven de €20.000 per gewonnen levensjaar in goede gezondheid.

Longkanker komt vaak voor, maar helaas wordt de ziekte vandaag meestal pas in een laat stadium ontdekt. De kansen op genezing zijn dan heel beperkt. Uit de recente Belgische cijfers van kankersterfte blijkt dat longkanker de belangrijkste oorzaak van kankersterfte in België is.

Anders dan vaak intuïtief wordt gedacht, zijn er aan een screening ook nadelen verbonden, zowel voor de deelnemer zelf als voor de samenleving. Daarom moet een overheid, voordat ze beslist om een bevolkingsscreening te organiseren, de voor-en nadelen goed tegenover elkaar afwegen. Ook de burger moet de voor- en nadelen kennen om een geïnformeerde keuze te kunnen maken. Dit is een ethische verplichting, ook als het leidt tot een lagere participatiegraad in de screening.

Delicate balans tussen voor- en nadelen 

Uit het literatuuronderzoek blijkt dat longkankerscreening de sterfte door longkanker en de algemene sterfte bij de gescreenden daadwerkelijk verlaagt, met respectievelijk 21% en 5%. Uit onze analyse toegepast op België blijkt dat wanneer 1000 hoogrisicopersonen aan drie screeningsronden deelnemen, er 10 jaar later 3 levens gered zijn dankzij de screening.

Anderzijds wordt een aantal gescreenden onnodig gealarmeerd door een zogenaamd vals-positief resultaat. Ze moeten dan bijkomende, invasieve onderzoeken zoals biopsieën, bronchoscopieën, of zelfs chirurgische ingrepen ondergaan. Naast onnodige stress, kunnen deze procedures ook complicaties met zich meebrengen. Verder zijn er een aantal deelnemers die een onbepaald resultaat krijgen, waardoor een nieuwe scan moet worden uitgevoerd, wat eveneens zorgt voor stress, ongemak en bijkomende kosten. 

Daarnaast worden bij sommige deelnemers tumoren gediagnosticeerd en behandeld die zonder screening niet of heel traag zouden zijn geëvolueerd en die geen gevaar hadden gevormd, omdat de gescreende eerder aan een andere ziekte of door ouderdom zou zijn overleden (overdiagnose en overbehandeling). 

Omdat er een scan wordt gemaakt van de volledige borstkas, worden soms ook aan andere organen (zoals hart, slokdarm, enz.) mogelijke gezondheidsproblemen opgemerkt (incidentele bevindingen). Deze geven aanleiding tot bijkomende, soms invasieve onderzoeken, waarvan soms achteraf blijkt dat deze niet nodig waren. Het is momenteel onduidelijk of deze incidentele bevindingen uiteindelijk een voor- of nadeel opleveren voor de deelnemers.

Een aantal, vaak snel evoluerende kankers zullen ook opduiken tussen twee screenings in (zogenaamde intervalkankers). Een screening mag dus geen vals gevoel van veiligheid geven.

Op langere termijn is er ook een beperkt risico op kanker door de schadelijke stralen van de herhaaldelijke CT-scans, ook bij een lage dosis. 

Zou longkankerscreening in ons land zijn geld waard zijn?

Het KCE berekende dat longkankerscreening in ons land zou resulteren in een incrementele kosteneffectiviteitsratio van €18.530 per gewonnen levensjaar aangepast voor de levenskwaliteit. Een aantal elementen hebben een belangrijke impact op deze uitkomst, zoals het aantal overdiagnoses, de vertrouwelijke prijskortingen op bepaalde kankertherapieën, de kosten voor het bereiken en uitnodigen van de doelgroep en het aantal deelnemers aan de screening. 

Longkankerscreening kan dus kosteneffectief zijn als de bereidheid tot betalen van de overheid zich bevindt boven de €20.000 per gewonnen levensjaar aangepast voor de levenskwaliteit.