Frank Vandenbroucke
29/06/2022
Personeel en Organisatie Kwaliteit Financiering Zorgbeleid Bestuur Algemene Ziekenhuizen Revalidatieziekenhuizen Woonzorg Geestelijke gezondheidszorg Eerste lijn

“We moeten het huidige momentum grijpen om een ‘point of no return’ te creëren”

Interview met federaal minister Frank Vandenbroucke

“We moeten het huidige momentum grijpen om een ‘point of no return’ te creëren”

Na twee jaar covid, wil minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) nu volop aan de slag met de hervorming van de ziekenhuisorganisatie- en financiering. Hij pleit voor een volledige revolutie, in plaats van “schijfjes salami”. En het mag wat hem betreft best wat sneller vooruit gaan, zo vertrouwt hij Zorgnet-Icuro toe.

U presenteerde begin dit jaar een heel ambitieus plan voor de hervorming van de ziekenhuisorganisatie en -financiering. Wat zijn uw concrete stappen voor de komende jaren?

Het is inderdaad een ambitieus plan, omdat we hebben gekozen voor een volledige hervorming. We gaan niet hervormen in schijfjes, zoals bij een salami. Als het over financiering gaat, dan is er in de sector een grote eensgezindheid dat de bestaande versie hopeloos complex en totaal ondoorzichtig is. Dat moet dus anders.

We kiezen voor een opsplitsing van de bestaande nomenclatuur. Het is de bedoeling dat de loutere vergoeding van zorgverstrekkers in de nomenclatuur blijft, voornamelijk op basis van een prestatiefinanciering. Maar de werkingskosten van de ziekenhuizen willen we rechtstreeks financieren. Daarvoor moet je natuurlijk heel goed weten welke reële en verantwoorde kosten er bij de verschillende interventies in ziekenhuizen komen kijken. Dat vraagt zeer grondige analyses. Daar wordt nu met man en macht aan gewerkt door universitaire teams. Een tijdrovende, maar cruciale taak.

“Hoewel dit een enorme taak is die voor ons ligt, ben ik toch optimistisch gestemd. Omdat ik in de sector ook de overtuiging voel dat de hervorming noodzakelijk is”

We mikken erop dat we die analyse van de ziekenhuiskosten rond hebben tegen het einde van 2023, om in 2024 de all-in forfaits per DRG (Diagnosis Related Group) te kunnen berekenen. En voor de herziening van het professioneel gedeelte van de nomenclatuur willen we al heel ver gevorderd zijn tegen einde 2024. Dan kunnen we in 2024 al beginnen met het schrijven van de nieuwe regelgeving.

2024 is ook een verkiezingsjaar. Bent u niet bang dat uw eventuele opvolger alles zal terugdraaien?

Ik hoop dat we van het huidige momentum en de goede sfeer gebruik kunnen maken om een ‘point of no return’ te creëren vóór het einde van de legislatuur. Dat betekent dat we onze analyses goed in kaart hebben gebracht: hoe moet de nieuwe nomenclatuur eruitzien en wat zijn verantwoorde werkingskosten van ziekenhuizen? Maar die ‘point of no return’ moet ook ontstaan doordat de sector zélf overtuigd is van deze hervorming. Als alle cijfers en analyses op tafel liggen, zal de noodzaak daarvan ook veel concreter en duidelijker worden.

Frank Vandenbroucke
Frank Vandenbroucke

Hoewel het een enorme taak is die voor ons ligt, ben ik toch optimistisch gestemd. Omdat ik in de sector ook de overtuiging voel dat de hervorming noodzakelijk is. We hebben een ad-hocoverleggroep opgericht met vertegenwoordigers van de ziekenhuisbeheerders, de artsen, de mutualiteiten en wijzelf. Daar loopt het alvast goed. We boeken vooruitgang en er is vaste wil bij alle betrokkenen om nagels met koppen te slaan.

Er zijn ook bepaalde stappen van de hervorming die u al sneller wil nemen.

Er zijn inderdaad enkele belangrijke deelsectoren waarin ik sneller vooruit wil gaan: de medische beeldvorming, de geneesmiddelen en de klinische biologie. Laat me even uitweiden over dat laatste. Ik ben ervan overtuigd dat daar een draagvlak is voor een grondige hervorming, waardoor we relatief snel vooruit kunnen. In die sector is toch wel sprake van een zekere overproductie en overcompensatie. Het is de bedoeling om die terug te dringen. Maar het geld dat daardoor vrijkomt, willen we uiteraard herinvesteren in de gezondheidszorg, in de honoraria van zowel huisartsen als specialisten.

Het vertrekpunt van het nieuwe ziekenhuislandschap zijn de ziekenhuisnetwerken. Er werden er 23 erkend, maar die zijn niet allemaal even logisch. Gaat u daar nog iets aan doen?

De vorige regering heeft het initiatief genomen om ziekenhuisnetwerken te creëren, wat absoluut een goede zaak was. Alleen hebben die netwerken in de praktijk niet altijd de meest ideale vorm aangenomen. De doelstelling is duidelijk: aan populatiemanagement doen en vanuit zon ziekenhuisnetwerk dus een bepaalde regio bedienen op een coherente manier. Helaas blijkt nu dat de huidige netwerken zeer ongelijk zijn qua populatie-omvang en dat je in een aantal subregios netwerken hebt die elkaar binnen hetzelfde territorium vlijmscherp beconcurreren. Dat is uiteraard niet de bedoeling. In Vlaanderen stelt zich dat meer dan in Franstalig België.

“Als het over hoofd- en halstumoren, ovariumtumoren en beroertecentra gaat, dan spreken we over medische kwaliteit. Daar wil ik dus volop gaan voor concentratie van expertise”

Ik heb getwijfeld wat ik hiermee zou doen, want eigenlijk is dat geen goede structuur. Maar in de politiek moet je soms durven te beslissen om aan een nieuw hoofdstuk te beginnen, in plaats van telkens opnieuw hetzelfde hoofdstuk te herschrijven. Na enige twijfel heb ik voor mezelf dus de knop omgedraaid. We gaan met de huidige netwerken aan de slag.

Hoe wilt u die netwerken ondersteunen?

Op verschillende manieren. Zo was er bij de netwerken altijd de angst dat ze gevat zouden worden op basis van de Europese concurrentieregels. Wel, we hebben wettelijk bepaald dat een voorafgaande beoordeling door de mededingingsautoriteit niet nodig is, want dat was een zeer gevoelig punt. Maar we hebben bijvoorbeeld ook afgesproken met de minister van Financiën dat transacties binnen de netwerken in principe niet BTW-plichtig zijn.

We willen ook allerlei praktische vormen van samenwerking makkelijker maken, zoals tussen verschillende labos anatomopathologie in verschillende ziekenhuizen. En we willen de netwerken uitnodigen om in kaart te brengen hoe zij zich verhouden tot de andere componenten van gezondheidszorg in hun regio. Wat is hun relatie en mogelijke samenwerking met actoren van de eerste lijn, met de netwerken geestelijke gezondheidszorg… Op die manier moet een cartografie ontstaan van de wijze waarop netwerken hun samenwerking zien in hun eigen regio. Hiermee begeef ik me natuurlijk op een terrein dat ook heel belangrijk is voor de deelstaten. Ik ben in goed overleg met mijn Vlaamse collega, Hilde Crevits, om dergelijke bevraging samen aan te pakken. Tot slot zullen de netwerken uiteraard ook meer moeten nadenken over klinische samenwerking. Dus vooruit met de geit: op naar meer samenwerking!

Er moet concentratie komen van bepaalde medische expertise. Wat in mensentaal betekent dat niet elk ziekenhuis nog elke specialisatie zal hebben. Hoe sturend gaat u hierin optreden?

Als het over de meest prominente dossiers gaat - hoofd- en halstumoren, ovariumtumoren en beroertecentra - dan wil ik daar absoluut voor gaan. Dat zijn domeinen waarin bundeling van concentratie echt dwingend is, om redenen van medische kwaliteit. Dat moet absoluut voorrang krijgen in het debat. En dat zijn ook stappen van de hervorming die we nog tijdens deze legislatuur willen zetten.

“Het is niet de bedoeling dat we de ziekenhuizen die exorbitant veel supplementen vragen, daarvoor ook belonen. Zij zullen een grotere inspanning moeten doen”

Een ander aspect van die concentratie is de sluiting van kleinere materniteiten. Dat stuit op veel protest. Hoe kijkt u daarnaar?

In deze discussie zijn die kleine materniteiten prominenter geworden dan ik voor ogen had. Dat heeft te maken met het feit dat daarover in de vorige legislatuur al een voorstel van beslissing lag, waardoor het zowel erg concreet als gevoelig is.

Frank Vandenbroucke
Frank Vandenbroucke

Nogmaals: als het over hoofd- en halstumoren, ovariumtumoren en beroertecentra gaat, dan spreken we over medische kwaliteit. Daar wil ik dus volop gaan voor concentratie van expertise. Maar bij materniteiten is de afweging genuanceerder. Het probleem van kleine materniteiten, die wij in tegenstelling tot veel andere landen hebben, is niet dat ze minder medische kwaliteit bieden. Wel dat je je paramedische personeel niet altijd op de meest efficiënte manier kunt inzetten. Het is overigens geen besparingsverhaal. Het gaat zuiver over de vraag: kun je zorgpersoneel, dat vandaag heel schaars en moeilijk te vinden is, niet efficiënter inzetten door materniteiten te groeperen? Dat zal ook meer comfort opleveren bij aanstaande ouders. Nu heb je in een kleine materniteit altijd het risico dat er geen bed vrij is, terwijl een grote afdeling meer buffer heeft.

Omdat het een genuanceerd dossier is, heb ik aan de federale raad voor ziekenhuisvoorzieningen een advies gevraagd op basis van een iets genuanceerder voorstel, dat meer rekening houdt met criteria van afstand en nabijheid. Ik zal hun advies bekijken en er in de mate van het mogelijke rekening mee houden.

Een eerste belangrijke realisatie van uw plan was de recente bevriezing van de ereloonsupplementen voor eenpersoonskamers. Maar in het ene ziekenhuis zijn die veel hoger dan in het andere. Is zo’n bevriezing dan wel fair?

Ik ben blij dat we die bevriezing van de maximumtarieven in overleg tot stand hebben kunnen brengen. Daar hoort trouwens ook bij dat de percentages van de afdrachten bevroren zijn: het was gelijk oversteken. Maar het feit dat het in overleg is gebeurd, betekent dat er draagvlak voor was.

“De nieuwe eerstelijnspsychologische conventie is een revolutie, een weldoordacht maatschappelijk experiment. Dat vraagt veel tijd”

Al is dit slechts een eerste stap. We moeten de stijging van de ereloonsupplementen niet alleen een halt toeroepen, maar ook verminderen. En dat moet inderdaad op een correcte manier gebeuren. Het is niet de bedoeling dat we de ziekenhuizen die exorbitant veel supplementen vragen, daar ook voor belonen. Zij zullen een grotere inspanning moeten doen. Ik wil de lat gelijk leggen.

Nu zijn er wel ziekenhuizen die zeggen dat ze die supplementen nodig hebben voor hun functioneren. Ik vind dat een vrij dubieus argument, maar bon. Ik wil daar wel deels aan tegemoetkomen door een financiële compensatie te voorzien. Maar nogmaals: op een uniforme manier. We gaan niet meer geld geven aan ziekenhuizen die vandaag grote supplementen vragen. Dat sommige ziekenhuizen meer supplementen nodig zouden hebben dan andere, blijft toch vreemd.

Zullen de ereloonsupplementen in de toekomst helemaal verdwijnen?

Dat zie ik niet gebeuren. Maar ik vind wel dat we ze streng moeten inperken. Voor de concrete voorstellen moet u nog even geduld oefenen: die lanceer ik volgend jaar. Overigens vind ik het belangrijk om die ereloonsupplementen niet enkel te beperken voor ziekenhuisactiviteiten, maar ook voor de ambulante sector. Anders riskeer je dat bepaalde specialisten wegtrekken uit de ziekenhuizen om aan ‘villageneeskunde’ buiten het ziekenhuis te doen, wat geen goede ontwikkeling zou zijn. Dat maakt de discussie een stuk complexer, maar ze is onvermijdelijk.

U wilt evolueren naar een zuivere ziekenhuisfinanciering. Maar heel wat middelen zitten vandaag bij de private verzekeraars. Hoe gaat u dat systeem omvormen?

Uw vraag brengt me op ideeën, waarvoor dank. (grijnst) Als private verzekeraars onvoorziene winsten boeken omdat de ereloonsupplementen worden beperkt, zouden we misschien een extra bijdrage kunnen vragen van hen. Die kunnen we dan gebruiken als beperkte compensatie voor de ziekenhuizen.

Als ziekenhuizen in de toekomst rechtstreeks gefinancierd worden, vrezen de artsen een deel van hun macht te verliezen. Terecht?

De vraag is: wat willen we bereiken? Op dit moment zitten er verkeerde prikkels in de ziekenhuisfinanciering: die stimuleert overconsumptie en -productie. Bovendien ontstaat vaak een conflictueuze relatie tussen artsen en ziekenhuisbeheerders, omdat die laatsten afdrachten moeten vragen aan de artsen om hun financiële tekorten te compenseren. Veel discussies draaien rond centen en de verdeling daarvan.

Gelukkig is er veel deontologie bij heel wat artsen en beheerders, waardoor het systeem overeind blijft. Het is niet omdat de prikkels in de richting van overproductie gaan, dat men overal overproduceert. Het is niet omdat het systeem conflictueus is, dat er overal conflicten zijn. Ik kom geregeld in ziekenhuizen waar het overleg tussen de artsen en de beheerders me heel goed lijkt te lopen. En maar goed ook.

“Wanneer we applaudisseren voor de zorg, mag dat geen gratis applaus zijn. We moeten het ook menen”

Maar we moeten ervoor zorgen dat het nieuwe financieringssysteem die goede praktijken ondersteunt en aanmoedigt in plaats van tegenwerkt. Dan moet je dus ook nadenken over een andere manier van governance. Als het overleg vandaag moeilijk loopt, kunnen artsen hun macht halen uit hun financiële inbreng. Dat zal verdwijnen. In plaats daarvan moet je naar een systeem van co-governance waarbij artsen en beheerders samen de ziekenhuisgemeenschap vormgeven. En waarbij artsen ook de nodige zeggenschap hebben over investeringen. Want zij hebben die toestellen nodig voor de kwaliteit en toekomst van hun praktijk. Dat co-governancemodel moeten we trouwens ook expliciet in wetgeving gieten. Voorlopig kan ik daarover nog niet te veel kwijt, omdat ik nog wacht op voorstellen van de artsenbank en de beheerders, waarmee we dan voort kunnen werken.

Maar ook hierover ben ik optimistisch gestemd: er is vandaag een generatie artsen die het erover eens is dat de huidige financiering compleet anachronistisch is. En dat de bestaande prikkels niet in de richting gaan waarvoor zij zelf gemotiveerd zijn: kwaliteitsvol werk. Er is een momentum om het te veranderen. Vandaar dat ik pleit voor één fundamentele hervorming. Die heeft als nadeel dat je nog twee jaar moet analyseren en studeren. Maar eenmaal je dat hebt gedaan, kun je eraan beginnen.

Er gaan ook stemmen op voor een inperking van de artsenlonen. Moeten we in de toekomst niet meer nadenken over artsen in loondienst?

Er zijn ziekenhuizen waar veel artsen in loondienst zijn, zoals de universitaire ziekenhuizen, en dat is een goed model. Maar er zijn ook veel ziekenhuizen die goed draaien met zelfstandige artsen. Met onze hervorming blijven we uit de buurt van die discussie, omdat we iets anders willen. In de politiek moet je nu eenmaal prioriteiten stellen.

Frank Vandenbroucke
Frank Vandenbroucke

Onze prioriteit is een zuiver honorarium. Dan krijg je transparantie en dan eindigt het eeuwige conflict over de afdrachten. Maar dat brengt onvermijdelijk mee dat je moet nadenken over de verhouding binnen en tussen de disciplines. Je moet weten welk deel van het honorarium een relevante vergoeding is voor werkingskosten die samengaan met de prestatie. Je moet het zuivere, professionele honorarium vervolgens binnen disciplines in evenwicht brengen, én tussen disciplines. Dat wordt niet eenvoudig, maar het is mogelijk.

Dat brengt ons bij de grote verschillen in vergoeding tussen specialisten. Zal een psychiater in de toekomst evenveel verdienen als een nefroloog?

We gaan zeker nadenken over de inkomensverschillen tussen artsen: waar zijn die gerechtvaardigd en waar niet? Vandaag is dat een moeilijk debat, net omdat de financiering niet zuiver is. Dat een nefroloog veel verdient, komt ook omdat zijn technische installatie veel kost. Een psychiater heeft die dure machinerie niet nodig. Maar als je de kost van die installatie eruit haalt, moet je je wel afvragen welke factoren nog verantwoorden dat een nefroloog meer verdient dan een psychiater. Zijn er verschillen qua intellectuele inzet, risico, tijd, opleiding…? Misschien wel. Maar dan zal je die toch duidelijk moeten aantonen.

“Als je goed georganiseerde teams hebt, kunnen mensen met een lagere formele scholing misschien iets meer taken op zich nemen, op voorwaarde dat ze goed begeleid en ondersteund worden”

Het gaat heel vaak over algemene ziekenhuizen. Hoe ziet u de plaats van de psychiatrische ziekenhuizen in de hele hervorming?

De psychiatrische ziekenhuizen zijn financieel gezien een apart verhaal. Maar ik vind wel dat we hen moeten meenemen in onze denkoefening over het landschap. En dan heb ik het met name over de relatie tussen de psychiatrische ziekenhuizen en algemene ziekenhuizen met een psychiatrische afdeling. En vanzelfsprekend moeten we ook kijken naar de netwerken geestelijke gezondheidszorg. De ziekenhuisnetwerken moeten bij hun cartografie ook hun relatie met psychiatrische ziekenhuizen in kaart brengen, bijvoorbeeld.

Maar er gebeuren ook al concrete dingen. Zo hebben we op 19 mei een call gelanceerd voor de oprichting van ‘high and intensive care’-afdelingen (HIC) in de psychiatrie. Daarvoor maken we een budget vrij van 15 miljoen euro. Bij de netwerken geestelijke gezondheidszorg die al zo’n HIC hebben, kunnen we hun mobiele crisisteam versterken met zes voltijdse werkkrachten. Door die teams te versterken, sla je een brug tussen de verschillende voorzieningen: je kunt de patiënt beter oriënteren en beslissen of die naar een psychiatrisch ziekenhuis kan, naar een PAAZ-afdeling van een algemeen ziekenhuis, of dat hij ambulante zorg kan krijgen.

Toen vorige zomer werd gecommuniceerd dat iedereen voor 11 euro naar de psycholoog zou kunnen, was er euforie. Maar zo eenvoudig blijkt het in de praktijk niet. Hoe staat het ondertussen met de concrete uitrol van de eerstelijns psychologische conventie?

Die communicatie was inderdaad voorbarig, om verschillende redenen. Zo gaat dit echt om een hervorming. Het is niet de bedoeling om het huidige aanbod gewoon goedkoper te maken. We hebben een radicale cultuurshift nodig. Daar spelen de netwerken geestelijke gezondheidszorg een cruciale rol in. Zij moeten veel meer outreachend werken en nadenken over vindplaatsen: plekken waar je mensen ontmoet met mentale problemen, die misschien nooit zélf naar een klinisch psycholoog zouden stappen. Ik denk bijvoorbeeld aan de sociale diensten van OCMWs, of huisartsenpraktijken. Die laatste krijgen steeds meer te maken met patiënten met psychische problemen - die vaak hand in hand gaan met somatische problemen - en hebben dus meer ondersteuning nodig.

“Er is bij artsen en ziekenhuisbeheerders veel meer bereidheid om te zeggen: het huidige systeem is voorbij zijn vervaldatum, we hebben nood aan iets nieuws”

Maar naast dat outreachend werken, is er ook nood aan nieuwe methodieken. Als we mensen willen empoweren en meer veerkracht geven, kunnen groepssessies een heel krachtig middel zijn. Die zijn uiteraard kosteneffectiever dan individuele sessies, maar misschien zijn ze in bepaalde gevallen ook gewoon beter? Tijdens de covidperiode werden groepssessies georganiseerd voor studenten rond veerkracht, die ze gratis konden bijwonen. Daar zijn mooie resultaten geboekt: we konden voorkomen dat heel wat jonge mensen in een reeks individuele sessies terechtkwamen en bovendien konden we zwaardere problemen voorkomen. Het was geen gerandomiseerde studie, maar die resultaten tonen toch aan dat zulke groepssessies kosteneffectief zijn én goed werken.

We moeten het werkveld - de netwerken geestelijke gezondheidszorg, maar ook de klinisch psychologen en orthopedagogen - dus overtuigen van nieuwe methodieken en outreachend werk. Die nieuwe conventie is een revolutie, een weldoordacht maatschappelijk experiment. Dat vraagt veel tijd.

Dat het zo traag gaat, is geen kwestie van middelen?

Ik kan me niet uitspreken over de toestand over enkele jaren. Maar op dit ogenblik is het probleem niet dat we geld te kort hebben. Wel dat we een heel nieuwe manier van werken willen uitrollen waarvoor we mensen moeten vinden en enthousiasmeren. En dat we alles natuurlijk ook praktisch georganiseerd moeten krijgen. Dat vraagt veel overleg en het is een cultuurshift. Maar de voorbije maanden werd ik wel wat ongeduldig: ik vond dat het sneller vooruit moest gaan.

Ziet u nog bepaalde hefbomen om het proces te versnellen?

Vanuit de FOD Volksgezondheid hebben we nu zelf 13.000 klinisch psychologen aangeschreven om duidelijk te maken waarvoor de conventie staat en hoe ze erin kunnen stappen. Ondanks het feit dat hun beroepsorganisaties goed werk hebben geleverd, hadden we het gevoel dat de individuele zelfstandige klinisch psychologen en orthopedagogen, alsook loontrekkenden in bijvoorbeeld Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, misschien te weinig gevat waren.

Die acties  hebben een zeker succes gehad: op het einde van mei telden we 1.590 individuele conventies met klinisch psychologen en orthopedagogen, een stijging met 28% op één maand tijd. Op weekbasis bedraagt het aanbod nu 15.715 uren, een stijging met 27% op één maand tijd. En sinds 1 januari zijn reeds 42.151mensen ingegaan op dit aanbod.

“Op dit moment zitten er verkeerde prikkels in de ziekenhuisfinanciering: die stimuleert overconsumptie en -productie. Bovendien ontstaat vaak een conflictueuze relatie tussen artsen en ziekenhuisbeheerders.”

Nu denk ik dat de netwerken geestelijke gezondheidszorg nog extra hun best moeten doen om de communicatie naar het publiek te verbeteren. Vorige zomer is inderdaad het beeld ontstaan dat iedereen voortaan voor elf euro naar de psycholoog kan, zonder enige beperking of sturing. Die communicatie moet worden bijgestuurd en dat is een taak van de netwerken. Zij moeten aan het brede publiek duidelijk maken wat zij aanbieden, waar de mensen hen kunnen vinden én wat de hervorming inhoudt. Maar we gaan hen zeker bijstaan om die communicatie op punt te stellen. De beroepsorganisaties van de zorgverstrekkers vinden dat ook belangrijk, en terecht.

Een ander zéér heikel punt is het personeelstekort in de hele zorgsector. Voor de pandemie was er al schaarste, maar de situatie wordt steeds prangender. Welke oplossingen ziet u?

Dat is inderdaad een zeer groot probleem dat weegt op mijn gemoed, net als bij vele anderen uit de sector. We investeren al zeer veel. Als je kijkt naar de huidige federale uitgaven aan gezondheidszorg, dan zijn die tegenover 2019 - het jaar voor deze legislatuur - gestegen met 23%. Dit jaar plannen we maar liefst 6,1 miljard meer uit te geven dan in 2019. Uiteraard zijn dat deels eenmalige covid-uitgaven. Dit jaar zijn die begroot op 729 miljoen euro. Maar zelfs als je die eruit haalt, is dat nog steeds een stijging van 20%. En ik weet ook wel dat de prijzen stijgen en dat een euro vandaag minder waard is dan in 2019. Maar toch: na een aantal jaar van zeer matige groei van de budgetten - om het woord ‘stilstand’ niet te gebruiken - is dat een erg omvangrijke investering. Dus ja, het doet pijn om te zien dat we desondanks een aantal diensten niet bemand krijgen. Dat levert nog meer stress en problemen op, waardoor je in een vicieuze cirkel belandt. Dat moeten we dus aanpakken, met een hele batterij aan maatregelen.

Die batterij begint met de nieuwe loonmaatregelen die u onlangs aankondigde.

Een aantrekkelijke verloning is uiteraard belangrijk. Wanneer we applaudisseren voor de zorg, mag dat geen gratis applaus zijn. We moeten het ook menen. Daarom ben ik de sociale partners erg dankbaar dat ze het grote sociale akkoord van 2020 hebben omgezet in definitieve en structurele maatregelen. Ik heb daar nog iets extra’s aan toegevoegd: een enveloppe van 45 miljoen euro om tegen 2024 de gespecialiseerde verpleegkundigen een extra vergoeding te geven. Dat was een belangrijk signaal. Maar het is slechts een begin.

Welke maatregelen hebt u nog in gedachten?

Het hoofdstuk van het sociaal akkoord is nu afgerond, maar we mogen niet op onze lauweren rusten. We moeten meteen aan een nieuw hoofdstuk beginnen, samen met de sociale partners. Een nieuw groot sociaal akkoord zal niet voor deze legislatuur zijn, maar we moeten wel al samen starten met de voorbereiding. Al sluit ik niet uit dat we bepaalde acute problemen nu al kunnen aanpakken. Zo is er nog veel werk op het vlak van arbeidsorganisatie en arbeidsvoorwaarden. Niet voor niets hebben we bij het afwerken van het sociaal akkoord vanuit de federale regering 7 miljoen euro ter beschikking gesteld van de HR-departementen van de ziekenhuizen. Daar hangt wel een uitdrukkelijke opdracht aan vast: ze moeten mensen rekruteren die specifiek bezig zijn met kwalitatieve arbeidsvoorwaarden. Dan heb ik het over taakverdeling, vorming, voorkomen van burn-out, begeleiding van medewerkers… Dat mag niet bij woorden blijven, er moeten concrete acties tegenover staan. Vandaar die 7 miljoen.

Daarnaast is er het opleidingsproject ‘#KiesvoordeZorg’, dat toch relatief succesvol is. In 2021 zijn 446 mensen gestart met een opleiding dankzij dit project; in september 2022 kunnen 478 mensen de stap zetten. Zulke inspanningen moeten we nog versterken.

Tot slot moeten we nadenken over de vraag hoe we mensen met allerlei verschillende competenties en diplomas - ik denk bijvoorbeeld aan de HBO5-opleiding, die ik als minister van Onderwijs destijds zelf heb gecreëerd - op de best mogelijke manier kunnen inzetten. Als je goed georganiseerde teams hebt, kunnen mensen met een lagere formele scholing misschien iets meer taken op zich nemen, op voorwaarde dat ze goed begeleid en ondersteund worden. Dat kan trouwens ook buiten de ziekenhuizen: waarom geen praktijkassistenten inzetten in huisartsenpraktijken? Dat moet op de agenda komen. Maar om dat mogelijk te maken, moeten we ook durven te sleutelen aan de wet op de uitvoering van de gezondheidsberoepen, het vroegere KB 78. We moeten een akkoord vinden over de manier om ieders competentie maximaal te waarderen en te valoriseren.

In 2021 werd op het RIZIV een ambitieuze oefening gestart over gezondheidszorgdoelstellingen gekoppeld aan een meerjarenbegroting. Hoe staat het daarmee?

Ik heb een voorstel klaar dat ik nu voorleg aan de regering. Dat is gebaseerd op twee rapporten: een rapport van een werkgroep in het Verzekeringscomité en de Algemene Raad, en een rapport van een onafhankelijke groep wetenschappers onder leiding van professor Erik Schokkaert (KU Leuven). Geïnteresseerden kunnen beide rapporten - die gelukkig niet erg tegenstrijdig zijn - nalezen op de website van het RIZIV. Het is de bedoeling om een meerjarenvisie te krijgen op de begroting, in plaats van de traditionele schijfjes salami van jaar tot jaar. Bovendien zal er meer focus liggen op gezondheidsdoelen, synergieën en multidisciplinariteit. Ik hoop dat we daarover relatief snel een akkoord zullen bereiken, zowel politiek als met het werkveld.

Binnenkort bent u twee jaar bezig als minister. Wat heeft u tot nog toe het meest geraakt?

Ik ben het meest geraakt door de vele getuigenissen van mensen uit de sector en de impact die de pandemie had op hun leven en werk. Zo sprak ik in een Aalsters ziekenhuis met een schoonmaakster. Zij vertelde me dat ze op een bepaald moment in de kamer van een oude, stervende vrouw stond. Ze had covid en lag daar moederziel alleen. Die schoonmaakster heeft haar hand op die dame gelegd. En dat had toch geholpen, zei ze. (slikt) Dat is toch buitengewoon?

“Vorige zomer is het beeld ontstaan dat iedereen voortaan voor elf euro naar de psycholoog kan, zonder enige beperking of sturing. Die communicatie moet worden bijgestuurd en dat is een taak van de netwerken.”

Mensen hebben tijdens de pandemie afgezien. Het werk van verpleegkundigen, zorgkundigen en zelfs poetspersoneel werd totaal ontwricht. Dat heeft enorm veel ellende met zich meegebracht. En toch was er nog die inzet, die reflex om het beste van zichzelf te geven. Dat is maar een van de vele anekdotes die me diep hebben geraakt.

En wat heeft u het hardst verrast?

Twintig jaar geleden ben ik ook al even in deze sector gepasseerd. Maar als ik de situatie van toen vergelijk met vandaag, dan merk ik dat er nu veel meer momentum is voor een grondige hervorming. Er is bij artsen en ziekenhuisbeheerders veel meer bereidheid om te zeggen: het huidige systeem is voorbij zijn vervaldatum, we hebben nood aan iets nieuws. Natuurlijk moeten we dat momentum nu grijpen. En als puntje bij paaltje komt, moeten we in het water durven te springen. Maar ik ben optimistisch dat het zal lukken.

Komt die bereidheid door covid, denkt u?

Ik denk dat covid daartoe bijgedragen heeft, maar het is niet de enige factor. Het gaat ook om de complete onwerkbaarheid van de ziekenhuisfinanciering, louter door zijn complexiteit. Dat is ook wel gebleken in de oefening die we moesten doen om de ziekenhuizen te compenseren voor de extra covidkosten. Dat bleek een onwaarschijnlijk complex en ondoorzichtig kluwen. Elke serieuze mens die die oefening heeft gedaan, moest wel besluiten dat het systeem aan de basis compleet anachronistisch is.

Zal uw legislatuur over twee jaar geslaagd zijn?

Daarover zal de kiezer moeten oordelen. Maar we doen ons best. Al mogen we niet vergeten dat ik in de regering ben gestapt na een heel lange periode van lopende zaken. Ik moest zeer veel dingen opkuisen die het gevolg waren van die lange periode van inertie. Dat verklaart ook al die dikke wetteksten van mij, waarop het parlement soms vloekt. Maar die hebben allemaal te maken met problemen uit die periode. En toen kwam covid, wat me heeft verhinderd om een aantal dossiers aan te pakken. Maar ik hoop dat we de komende twee jaar toch nog heel wat kunnen verwezenlijken.

TEKST: STEFANIE VAN DEN BROECK – BEELD: HANNAH MOENS

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.