Bob en Marijse
01/10/2023
Zorgbeleid Bestuur Geestelijke gezondheidszorg

“We hebben meer bewegingsvrijheid nodig!”

Centra voor psychosociale revalidatie pleiten voor wijziging in erkenning en regelgeving

“We hebben meer bewegingsvrijheid nodig!”

Als een jas waar je in de loop der jaren uitgroeide. Zo voelt de conventie aan voor de centra voor psychosociale revalidatie en de arbeidscoaches GGZ. Ze beperkt de beweging, de innovatie en de samenwerking. De werkgroep Revalidatie GGZ van Zorgnet-Icuro stelde een nota op om een signaal te geven aan de overheid. Op welke manier kunnen wij bestaan, met welke erkenning en welke regelgeving?

“Vanuit Zorgnet-Icuro faciliteerden wij dit traject waarin we de situatie van de revalidatiecentra GGZ, meer specifiek de centra voor psychosociale revalidatie, onder de loep namen en een toekomstvisie uittekenden”, zegt Marijse Bynens, stafmedewerker GGZ. “Met deze nota geven we input aan de beleidsmakers om aanpassingen in de regelgeving te bekomen.” “We merkten al snel dat de revalidatiesector een versnipperde sector is met grote verschillen tussen de verschillende typeconventies”, vertelt Bob Crombez, directeur van het Centrum voor Psychosociale Revalidatie Mirabello en voorzitter van de werkgroep Revalidatie GGZ van Zorgnet-Icuro.

Wat is er specifiek aan centra voor psychosociale revalidatie en de arbeidscoaches binnen het zorgaanbod?
Bob Crombez: “De kern van onze werking is herstelgericht werken, persoonlijk en maatschappelijk herstel proberen te bereiken samen met de mensen. We zetten de cliënten zelf aan het stuur en geven hen de regie over hun traject, ondersteund door teamleden die gespecialiseerd en gevormd zijn in herstelondersteunende zorg. Wanneer mensen na een klinische behandeling een stukje hersteld zijn, komen ze thuis vaak in een puinhoop terecht. We helpen hen hun leven opnieuw op te bouwen. Heroriëntatie en re-integratie zijn net de zaken die mensen vaak missen in het geheel van de geestelijke gezondheidszorg en wat de hervalrisicio’s sterk doet stijgen.”

Marijse Bynens: “De nadruk ligt op het roer zelf in handen nemen. Iets overnemen creëert geen meerwaarde. Daarom worden er zoveel mogelijk activiteiten buiten het centrum gedaan, in de realiteit van het maatschappelijke leven. Dat kan gaan over werkervaringen, vrijetijdsbestedingen maar ook huishouden. Het is niet omdat je weet hoe je moet strijken, dat je ook effectief de berg strijk wegwerkt. We zetten niet in op het strijken zelf, maar kijken samen wat er nodig is om thuis effectief de wasmand vast te pakken en te beginnen met strijken.”

Waarom ligt deze nota nu op tafel? 
Marijse Bynens: “We merkten dat de verschillende typeconventies heel ver uit elkaar liggen. Ze richten zich naar uiteenlopende doelgroepen, denk maar aan centra voor verslavingszorg, moeder-baby-eenheden, centra voor psychosociale revalidatie of kinderpsychiatrische revalidatie. Deze nota spreekt vanuit de centra voor psychosociale revalidatie en de arbeidscoaches. Vooral omdat ze vrij onbekend zijn voor de buitenwereld. Op dit moment zijn er vijftien centra voor psychosociale revalidatie in Vlaanderen. Wij onderzochten welke positie ze innemen binnen de GGZ. Met deze nota willen we onze uitdagingen, wensen naar de toekomst en aanbevelingen op een rij zetten.”  

“Dit is een signaal naar Vlaanderen. Op welke manier kunnen wij bestaan, met welke erkenning en welke regelgeving?”

Bob Crombez: “De centra voor psychosociale revalidatie groeiden, net zoals de andere typeconventies, vanuit het RIZIV. De verbinding tussen al die conventies is de financieringstechniek, niet de inhoud. We voelen de nood om onze identiteit te versterken en zichtbaarder te worden voor de buitenwereld. We willen onze positie binnen het netwerk helder krijgen. Niet alleen in onze eigen regionale netwerken, maar ook in Vlaanderen. We willen vooral een signaal uitsturen: op welke manier kunnen wij bestaan, met welke erkenning en welke regelgeving?”

Een nota om mee aan de alarmbel te trekken en de Vlaamse overheid wakker te schudden?
Marijse Bynens: “Ja, de huidige regelgeving en financiering werken beperkend en er is geen opening om hierover te communiceren of veel wijzigingen aan te brengen. We willen erkenningsnormen krijgen, zodat we meer ruimte hebben en de strikte regels van de conventie flexibeler kunnen invullen. Daarnaast worden de centra op dit moment puur gefinancierd op basis van prestaties. Dat staat haaks op onze opdracht om op maat te werken aan de hand van doelstellingen die de personen zelf opmaken. Het financieringssysteem bemoeilijkt die opdracht.” 

Bob
Bob Crombez: “Vaak is het meer opportuun om rechtstreeks vanuit een eerstelijnsvoorziening bij ons terecht te komen. Zo kunnen we ook opnamevoorkomend werken, kunnen mensen aan de slag in hun eigen omgeving en is er geen ruptuur met het persoonlijke leven”

Bob Crombez: “Er moet ruimte zijn om onze herstelexpertise te delen. We willen graag meewerken aan projecten en proeftuinen, maar ook dat moet bestendigd worden door een financieringssysteem dat deze samenwerking mogelijk maakt. Organisaties zoals bijvoorbeeld de HerstelAcademie stellen ons veel vragen over expertise- en kennisdeling en preventie. We staan te springen om dat te doen, maar nu is er daar slechts beperkt ruimte voor binnen onze werking.”  

Marijse Bynens: “Ook wachttijden spelen een rol. Niet alleen voor de revalidatiecentra, maar ook voor de arbeidscoaches. Zij openen de deuren om de expertise van verschillende actoren samen te brengen. Op die manier wordt er niets apart ingericht of naast elkaar gewerkt. En dat komt echt ten goede van de personen met een psychische kwetsbaarheid die nood hebben aan specifieke trajecten rond arbeid. Maar op dit moment beschikken we slechts over 22 VTE's over heel Vlaanderen wat de arbeidscoaches GGZ betreft. Dat is heel beperkt voor de grote groep mensen die gebaat zijn met zo'n traject.”

Wat zijn de belangrijkste werkpunten? 
Marijse Bynens: “De noden van mensen worden gedetecteerd in de eerste lijn, maar we merken dat de doorstroom hapert. Het is belangrijk om sneller te schakelen van de eerste naar de tweede lijn, maar ook terug wanneer de gespecialiseerde zorg niet meer nodig is. Het is essentieel om die noden te bekijken, niet alleen binnen de GGZ maar ook naar de belendende actoren toe en zeker naar de eerste lijn. Zodat we meer op elkaar kunnen afstemmen.”

Bob Crombez: “Het gaat inderdaad niet alleen om de GGZ, maar actoren zoals wonen, werken en vrije tijd. Wij zijn hierin gespecialiseerd, maar we voelen dat we nog niet zo bekend zijn en dat we ook weinig mogelijkheden hebben om daarvoor tijd en ruimte vrij te maken. Mensen moeten sneller kunnen inzetten op dat persoonlijke en maatschappelijk herstel, zonder eerst een lange residentiële weg te volgen voordat zij dan in revalidatie terechtkomen. Vaak is het meer opportuun om rechtstreeks vanuit een eerstelijnsvoorziening bij ons terecht te komen. Zo kunnen we ook opnamevoorkomend werken, kunnen mensen aan de slag in hun eigen omgeving en is er geen ruptuur met het leven.”

Marijse Bynens: “Zorgverleners horen heel vaak: ‘Had ik maar eerder geweten dat dit bestond, dan had mij dat enkele jaren behandeling kunnen besparen.’ Het is belangrijk om mensen zo snel mogelijk in het juiste traject te introduceren zodat ze sneller de zorg krijgen die ze nodig hebben.” 

Jullie schuiven een aantal aandachtspunten naar voren op vlak van doelgroepen, aanbod en positionering. 
Bob Crombez: “Jongeren vanaf zestien jaar kunnen bij ons terecht, maar het is niet eenvoudig om hen te bereiken. Volgens de Public Mental Health monitor zullen we in de toekomst steeds meer externaliserende stoornissen zien. Het is een uitdaging om te kijken hoe we een programma kunnen opzetten dat ook aangepast is aan die groep jonge mensen.”

Marijse
Marijse Bynens: “Er moet geïnvesteerd worden in de groei van centra voor psychosociale revalidatie en aantal arbeidscoaches GGZ zodat ze nog meer hun rol kunnen opnemen in de verschillende netwerken”

Marijse Bynens: “Daarnaast is er ook een groep langdurig zieken of personen met een psychische kwetsbaarheid die niet aan het werk zijn, maar dat wel willen of kunnen. Hoe sneller we die bereiken, hoe groter de kans op een succesvolle re-integratie. Nu kloppen die mensen pas bij het revalidatiecentrum of de arbeidscoach GGZ aan wanneer ze al een bepaald traject doorlopen hebben of vaak soms al jaren op ziekte staan, wat die re-integratie natuurlijk bemoeilijkt. We willen het aanbod flexibeler invullen om het maatschappelijk herstel meer op te nemen. Als we meer in de maatschappij willen werken, hoort daar outreachend werk bij. Maar de prestatiefinanciering maakt het niet evident om die functie uit te voeren of mensen thuis te ondersteunen. De realiteit is dat we werken vanuit veelal kleine centra met beperkte personeelscapaciteit. In dat geval is één-op-één begeleiding niet evident. Wanneer opdrachten los van die prestatiefinanciering staan, kunnen we die flexibeler invullen. Nu moeten de centra een bezettingsgraad van 90% halen om een break-even financiering te krijgen, veel hoger dan de meeste andere zorgvoorzieningen. Opdrachtenfinanciering zou ook op dat vlak meer bewegingsvrijheid kunnen geven.”

Bob Crombez: “Samenwerken met andere partners moet gemakkelijker worden. Er zijn nu tijdelijk wel mogelijkheden in het kader van het Vlaamse Relanceplan om samenwerkingen op te zetten, maar de wetgeving en financiering waarin we gebonden zijn, spoort niet altijd zo goed samen. Dus om dat mogelijk te maken is er nog meer flexibiliteit nodig.”

Marijse Bynens: “Elk type revalidatie heeft een eigen typeconventie. Wanneer we een aanpassing vragen aan de regelgeving voor de ene typeconventie, wordt bekeken wat dit betekent voor de andere typeconventies binnen de revalidatiesector. Maar net omdat de doelgroepen en het aanbod ook uiteenlopend zijn, is het niet logisch dat het altijd afgestemd moet worden met de andere typeconventies. Zo wilden we de duurtijd van een sessie specifiek voor de Centra voor Psychosociale Revalidatie verkorten om zo meer op maat van de zorggebruiker te kunnen werken, maar dat kon hoogstens gelijkgesteld worden met de andere typeconventies. Ook thema's zoals outreachend werken worden conventiebreed bekeken, terwijl de noden anders liggen.”

Bob Crombez: “Het is belangrijk om de ambulante poot van de GGZ, in samenwerking met de belendende actoren, te versterken. Net omdat de maatschappelijke kosten van ambulante zorg een stuk lager zijn. Mensen melden zich nu ook vaak aan op veel verschillende plekken. Vaak omdat niet duidelijk is wat de meest geschikte plek is. We mogen ook de arbeidscoaches niet vergeten in dit verhaal. Arbeidscoaches starten hun begeleiding vanuit een zorgperspectief en werken richting arbeid; vanuit hun onafhankelijke begeleidingspositie kunnen ze cliënten door hun werktraject loodsen en gaan ze samenwerkingsverbanden aan met werkactoren. Een interessante piste is daarbij de nakende nauwere samenwerking met het Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB).”

Jullie willen meer programmeren op basis van zorgnoden.
Marijse Bynens: “Bij het ontstaan van de Centra voor Psychosociale Revalidatie waren er vier centra verspreid over Vlaanderen. Ondertussen werd er per netwerk GGZ minstens één centrum voor psychosociale revalidatie opgericht, met minimaal zeven VTE. Dit is echter niet gebonden aan de regio. Een centrum in hartje Antwerpen was bij oorsprong even groot als een centrum in Ieper, terwijl de noden per regio wel verschillen.” 

Bob Crombez: “Wat natuurlijk maakt dat in de meeste stedelijke regio's de wachttijden gigantisch hoog zijn. Het is belangrijk om te werken op basis van de zorgnoden die er zijn in de regio's om te kijken wat er nodig is naar psychosociale revalidatie toe.” 

Marijse Bynens: “Ondertussen is er bij een voorgaande uitbreiding al een link gemaakt met de bevolkingsaantallen, maar daarin worden de kwetsbaarheid of de noden die er regionaal leven niet meegenomen.”

Bob Crombez: “Meer is op dit moment niet mogelijk, we kunnen wel een paar hiaten zien in het Vlaamse land, maar het ontbreekt ons aan gegevens en concrete cijfers. Daarom roepen we ook op om hier GGZ-breed onderzoek naar te doen. Hoe kunnen we zorgnood meten? Waar zitten de echte zorgnoden? Welk aanbod is er nodig en welke centra moeten we voorzien?”

Marijse en Bob
Bob Crombez: “Samenwerken met andere partners moet gemakkelijker worden"

Met welke aanbevelingen trekken jullie naar de Vlaamse overheid? 
Bob Crombez: “We pleiten voor structurele erkenning en een flexibel regelgevend kader dat ons toelaat om te experimenteren en samen te werken met partners. Op die manier kunnen we meer inzetten op preventie en expertisedeling.” 

Marijse Bynens: “Er moet geïnvesteerd worden in de groei van centra en het aantal arbeidscoaches zodat ze nog meer hun rol kunnen opnemen in de verschillende netwerken. Naar geïntegreerde samenwerking toe leeft het idee om meer te werken met proeftuinen waarin het regelgevend en financieel kader een stuk kan losgelaten worden. Dat geeft ons opnieuw de kans om te experimenteren en te innoveren.” 

Bob Crombez: “We willen betere verbindingen met de eerste lijn, ook daar kan de overheid een rol in spelen.” 

Welk resultaat hebben jullie voor ogen? 
Marijse Bynens: “We willen de aandacht vestigen op het aanbod van de centra voor psychosociale revalidatie en de arbeidscoaches GGZ en hopelijk met de Vlaamse overheid in gesprek gaan over het regelgevend kader en de financiering. Samen onderzoeken of we een aantal voorstellen kunnen omzetten naar de praktijk.” 

Bob Crombez: “Invloed kunnen hebben op de toekomstige uitbouw van onze sector, zodanig dat de ambulante zorg voor de mensen beter wordt en dat mensen de geïntegreerde zorg krijgen die ze verdienen.”

De nota van de werkgroep revalidatie GGZ van Zorgnet-Icuro zal binnenkort beschikbaar zijn in de Bibliotheek op www.zorgneticuro.be
 

TEKST: KIM MARLIER
BEELD: SOPHIE NUYTTEN

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.