Gert Peeters
29/06/2023
Zorgbeleid Geestelijke gezondheidszorg

“Méér geïntegreerde zorg vraagt keuzes in de geestelijke gezondheidszorg”

Interview met Gert Peeters, operationeel directeur UPC KU Leuven

“Méér geïntegreerde zorg vraagt keuzes in de geestelijke gezondheidszorg”

Met de hervorming in de geestelijke gezondheidszorg is al een grote stap gezet richting geïntegreerde zorg. Die ontwikkeling moeten we nu verder doortrekken, stelt Gert Peeters, operationeel directeur bij UPC KU Leuven. Hij formuleert acht speerpunten om tot die verdere ontwikkeling te komen.

De hervorming in de geestelijke gezondheidszorg startte in 2011. Waar kwam die noodzaak vandaan?

“De hele hervorming paste binnen een internationale ontwikkeling naar meer gemeenschapsgerichte zorg. Daarnaast was er de vaststelling dat we in België, in vergelijking met de internationale context, veel psychiatrische ziekenhuisbedden hadden, waarvan een groot deel bezet door chronisch zieke langverblijvers. Een aantal daarvan bleek de facto in het ziekenhuis te wonen. De overheid wilde daar verandering in: deze groep van chronisch zieke patiënten maximaal toeleiden naar meer gemeenschapsgerichte zorg, met de nodige omkadering en expertise vanuit de geestelijke gezondheidszorg. Zo ontstond de vermaatschappelijking in de geestelijke gezondheidszorg, de samenwerking in zorgnetwerken, het buiten gebruik stellen van bedden in de ziekenhuizen om zo via mobiele teams zorg aan huis’ te verlenen en maximaal (her)opnamevermijdend te werken…”

Er zijn wel belangrijke neveneffecten: intensifiëring en indikking van de zorg.

“Vóór die hele hervorming had je op de meeste psychiatrische ziekenhuisafdelingen een mix van acute, post-acute en chronisch zieke patiënten. De werkdruk die uitging van patiënten was bijgevolg redelijk gespreid’ in een ziekenhuis en zo dus verdund. Daar was de traditionele organisatie van de zorg in een ziekenhuis ook op afgestemd. Dankzij de hervorming werden chronisch zieke personen minder gehospitaliseerd en hun verblijf in het ziekenhuis duurde gemiddeld minder lang. Tegelijk bracht de hervorming met zich mee dat ziekenhuizen enkel nog patiënten opnamen die in diepe crisis verkeerden en voor wie een ‘acute’ opname in een ziekenhuissetting aangewezen was. Die ontwikkeling zorgde voor een hogere concentratie in het ziekenhuis van ernstig zieke personen met een hoog risicohoudend profiel op hetzelfde moment. We noemen dat de zogenaamde ‘indikking’ van zorg, met directe gevolgen voor de zorgzwaarte op de betrokken afdelingen. Daarnaast deed ook de herstelvisie haar intrede: patiënten en hun omgeving worden veel sterker betrokken bij het bepalen van hun eigen therapie en traject, met directe gevolgen voor de zorgintensiteit op diezelfde afdelingen, ‘intensifiëring’ dus.

“We kunnen elke euro maar één keer uitgeven, en misschien moet er dan gekozen worden in functie van de grootste gezondheidswinst?”

Dat is géén negatieve evolutie, voor alle duidelijkheid, integendeel. Het is goed dat patiënten alleen als het echt nodig is naar het ziekenhuis gaan. We zien bovendien in de hele hervorming een professionalisering en modernisering van de psychiatrie, denk maar aan de werking op de High Intensive Care-afdelingen. Maar voor de sector en de professionals was het wel een intense evolutie, die veel fundamentele aanpassingen op korte termijn heeft gevraagd. En de evolutie loopt door…”

Als we naar geïntegreerde zorg willen, is er volgens u meer nodig. Een eerste aspect is meer aandacht voor populatiemanagement.

“Er wordt veel gesproken over populatiedenken. Ik vind het belangrijk dat er gehandeld wordt en dat we beginnen bij het meest kwetsbare segment van de bevolking – personen die het meest vatbaar zijn voor ziekte en herval. Binnen de netwerken moeten we, mét partners in de eerste lijn en welzijn, afspraken maken om die meest kwetsbare populatie zo goed mogelijk te omkaderen met zorg en dienstverlening, met veel nadruk op preventie. En als er zich toch acute problemen voordoen, moet er snel geschakeld kunnen worden om (her)opname te vermijden. Dat kwetsbare segment is bovendien ook de groep met de hoogste, maar mogelijk vermijdbare, ziekenhuiskost. Gezondheidseconomisch denken speelt immers ook een rol in geïntegreerde zorg: hoe zetten we de publieke middelen zo verstandig mogelijk in en voorkomen we bijkomende menselijke schade?”

U ijvert ook voor meer ‘datagedreven werken’. Gebeurt dat te weinig?

“Dat is toch de achilleshiel van onze sector, vrees ik. Historisch gezien bestaat er in de geestelijke gezondheidszorg veel aversie tegenover registratie en documentatie van bepaalde parameters: discretie staat hoog aangeschreven en er is veel angst voor stigmatisering. En als je binnen een netwerk data wil verzamelen, speelt natuurlijk ook de hele GDPR-problematiek. In de gezondheidszorg zijn er nu oefeningen bezig om toch GDPR-proof' data uit te wisselen, en die boot mogen we zeker niet missen. Alleen al in het kwaliteitsbeleid en in het wetenschappelijk onderzoek zouden we hiermee belangrijke progressie kunnen maken.”

Een derde speerpunt is het belang van vroegdetectie en vroeginterventie.

“Dat is nog een aspect waarin veel groeipotentieel zit, als we naar een consistent beleid willen. Minister Vandenbroucke doet heel wat inspanningen om laagdrempelige toegang tot eerstelijnspsychologen te voorzien, zodat er vroegtijdig ingegrepen kan worden bij psychische problemen, vóór die ontsporen. Maar de toeleiding naar die eerstelijnspsychologen moet beter. Tijdens de levensloop van mensen zijn er vanuit contacten met allerlei partijen uit de hulp- en dienstverlening heel wat kansen op vroegdetectie en vroeginterventie: bij de gynaecoloog en de vroedvrouw, later Kind en Gezin, kinderopvang, het CLB, de studentenarts, de bedrijfsarts… en bij de huisarts natuurlijk. Het is belangrijk dat vanuit een gemeenschappelijke taal voldoende gesensibiliseerd wordt én in vorming wordt voorzien.”

Verder pleit u ook voor meer gezondheidseconomisch denken. Moeten we scherpere keuzes maken?

“We kunnen elke euro maar één keer uitgeven, en misschien moet er dan gekozen worden in functie van de grootste gezondheidswinst? Spontaan denk ik aan drie leeftijdscategorieën waarin we meer zouden moeten investeren. Ten eerste het prille begin, de eerste 1000 dagen. Daarnaast de puberteit en adolescentie. We weten dat de oorsprong voor geestelijke gezondheidsproblemen vaak in die leeftijdsfasen ligt. Door daarin te investeren, kunnen we op termijn veel gezondheidswinst boeken.

Gert Peeters
Gert Peeters: “Goede wetenschappelijke flankering bij proefprojecten ontbreekt vaak. Bovendien gaat onze sector soms te snel mee in hypes, zonder eerst naar de bestaande evidentie te kijken"

Maar er is nog een andere groep die vaak vergeten wordt: de 80-plussers. Tussen vandaag en 2035 zal die groep met 40% toenemen. Ouderenpsychiatrie wordt als expertise nog belangrijker, dat weten we. Maar in de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg is voor die oudere groep géén extra inspanning geleverd. Nochtans moeten we ook voor hen zoveel mogelijk vermaatschappelijken en oudreachendwerken, zoals wij dat in het ziekenhuis noemen. Zeker omdat we in de toekomst minder handen aan het bed zullen hebben, wat nog zon demografische zekerheid is: tussen vandaag en 2035 zullen we 20 tot 25% minder zorgpersoneel hebben. We kennen de leeftijdspiramides al lang, maar we hebben onze kop te lang in het zand gestoken.”

Hoe kunnen we dat tekort aan ‘manpower’ oplossen?

“Er bestaat niet één zaligmakende formule. We moeten uiteraard mensen warm blijven maken om in de sector te starten én te blijven. En verder moeten we ook proberen om de ervaring die op 65 jaar vertrekt toch aan boord te houden. Zo denken we bijvoorbeeld aan een seniorenploeg die nieuwe medewerkers in het ziekenhuis kan coachen en begeleiden, en zo de uitstroom aan ervaring tracht te compenseren. Maar daarnaast moeten we ook goed nadenken over welke vormen van zorg we wel en niet (meer) aanbieden. Met personeelsintensieve zorgverlening moeten we zo spaarzaam mogelijk zijn en we moeten waar mogelijk kiezen voor (semi-)ambulante zorg, outreachende zorg, meer gemeenschapsgerichte zorg… Burgers zullen (noodgedwongen) méér aangesproken worden om mee hun verantwoordelijkheid op te nemen. Veel mensen doen al aan buurt- of mantelzorg, maar dat zal in de volgende jaren nog meer ingebakken moeten raken in onze zorgcultuur.”

“Veel mensen doen al aan buurt- of mantelzorg, maar dat zal in de volgende jaren nog meer ingebakken moeten raken in onze zorgcultuur”

Naast de ouderen, dreigen ook mensen met een migratie-achtergrond uit de boot te vallen.

“In ons land, zeker rond de grootsteden, wonen grote groepen mensen met een migratie-achtergrond. Ook zij kunnen psychisch ziek worden, maar daar is onze zorg helaas onvoldoende op voorbereid. De taalbarrière is in onze sector bijvoorbeeld een groot probleem. Als ik naar het UPC KU Leuven kijk, dan hebben we courant te maken met een 15-tal verschillende nationaliteiten. Naast taal, is er ook een cultuurbarrière, met vaak een taboe rond psychische problemen dat nog veel groter is dan bij ons. Meer vorming en actie rond cultuursensitieve zorg is dus zeker belangrijk.”

U pleit er ook voor om meer onderzoek en innovatie om te zetten in de praktijk. Is dat geen evidentie?

“Ja en nee. Heel wat initiatieven rond geïntegreerde zorg starten als een proeftuin. Maar als ik even heel streng ben voor mijn eigen sector, vraag ik me toch af welke harde resultaten we op tafel kunnen leggen vanuit de hele hervorming. Is de zorg toegankelijker geworden? Bereiken we de meest kwetsbare groepen voldoende? Is er efficiëntiewinst of hogere effectiviteit? Goede wetenschappelijke flankering bij proefprojecten ontbreekt vaak. Bovendien gaat onze sector soms te snel mee in hypes, zonder eerst naar de bestaande evidentie te kijken. De wetenschap kan ons vaak helpen om op een verstandigere manier om te gaan met publieke middelen."

“De sterkte van de netwerken wordt net bepaald door de samenwerking tussen autonome partners, die zich expliciet engageren, elk met hun eigen inbreng, identiteit, knowhow en achtergrond”

Tot slot is er uw achtste speerpunt: meer menswaardige zorg.

“Dat lijkt een evidentie, maar ook daar kunnen we zeker nog vooruitgang boeken. Je moet patiënten effectief partner maken in de zorg. Dat geldt overal, maar bij uitstek in de geestelijke gezondheidszorg, waar mensen op hun kwetsbaarst zijn. Daar is het heel makkelijk om als hulpverlener ‘over te nemen’ en verantwoordelijkheid en zelfbeschikking even te parkeren. Luisteren naar patiënten en hun omgeving, en samen aan herstel werken, maakt de zorg natuurlijk intensiever, maar zeker beter. Daar mag dus ook een investering – lees: ‘meer personele middelen’ – tegenover staan. Want we hebben dan misschien wel het hoogste aantal psychiatrische bedden, maar op het vlak van budget bungelen we achteraan, in vergelijking met de landen die we als referentie beschouwen.”

Voor echt geïntegreerde zorg ontwikkelen netwerken best tot ecosystemen. Wat bedoelt u daarmee?

“Hierover bestaat veel discussie. Er zijn experten die vinden dat netwerken een klassieke organisatiestructuur moeten krijgen, met een bestuursorgaan en een directie… Maar persoonlijk vrees ik dat je zo de meerwaarde van netwerken doodknijpt. De sterkte van de netwerken wordt net bepaald door de samenwerking tussen autonome partners, die zich expliciet engageren, elk met hun eigen inbreng, identiteit, knowhow en achtergrond. 

We moeten los durven te denken van formele structuren en evolueren naar ecosystemen waarin concreet wordt samengewerkt tussen partijen, over sectoren en over netwerken heen. Daarin zijn drie aspecten zeer belangrijk. Ten eerste is meer expliciete samenwerking in zogenaamde shared care protocols nodig tussen actoren in functie van de zorg voor een bepaalde populatie, waarbij iedere partij specifieke expertise inbrengt. Ten tweede is de beschikbaarheid van die zorgvormen voor het netwerk belangrijker dan het eigenaarschap ervan. En tot slot moet iedereen erop vertrouwen dat er over de tijd heen voldoende wederkerigheid is. In een bepaalde fase van de evolutie naar meer geïntegreerde zorg zal één partner in zon systeem soms wat meer inspanningen leveren dan een andere, wat zich over tijd zal uitvlakken. Het klinkt misschien naïef, maar voor mij ligt de sleutel voor duurzame geïntegreerde zorg bij die principes.”

Lees de integrale tekst van Gert Peeters: "Nieuwe stappen vooruit na 12 jaar hervorming in de geestelijke gezondheidszorg"

TEKST: STEFANIE VAN DEN BROECK – BEELD: JONATHAN RAMAEL

Eindelijk na zo lange tijd wordt er werk gemaakt van onze geestelijke gezondheidszorg.
Maar wat met mensen die niet meer kunnen genezen? Deze worden nu aan de kant gezet door dit nieuwe model waar men vooral inzet op rehabilitatie en terugkeren naar de maatschappij waar men 'mobiel' kan behandeld worden?
Waar blijft de investering in de crustatieve zorg?

Ik mis in dit artikel duidelijk de rol die goed opgeleide psychotherapeuten kunnen hebben (maar geen psycholoog zijn). Zij hebben vaak al tonnen ervaring, maar worden momenteel zo goed als niet erkend door de overheid. Er is voor hen geen terugbetaling door de overheid. Ze worden ook telkens weer ‘vergeten’ in het toedienen van een rol in het zorglandschap. Terwijl zij nochtans (kunnen) instaan voor de therapie bij complexere psychiatrische problematiek.
Er is nu een duidelijk tekort aan psychologische zorgverleners, er zijn ellenlange wachtlijsten, maar de groep vd erkende psychotherapeuten krijgen er geen rol in, terwijl ze met zeer veel zijn.
Dit is vrij ergerlijk en tegelijk nadelig voor de patiënten die ‘op wacht’ staan.

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.