An Vandeputte
30/01/2024
Kwaliteit Zorgbeleid Algemene Ziekenhuizen Revalidatieziekenhuizen Woonzorg Geestelijke gezondheidszorg Eerste lijn

“Eetstoornissen zijn een complex probleem, die een geïntegreerde aanpak vragen”

Zorgtraject eetstoornissen

“Eetstoornissen zijn een complex probleem, die een geïntegreerde aanpak vragen”

Vanaf 1 februari financiert het RIZIV zorgtrajecten voor patiënten jonger dan 23 jaar met de diagnose van een eetstoornis. Een goede zaak, en de eerste stap in de richting van geïntegreerde zorg voor deze kwetsbare groep jongeren, vertelt An Vandeputte van Eetexpert, het Vlaams Kenniscentrum voor eet- en gewichtsproblemen.

In ons land krijgt naar schatting één op de tien vrouwen tussen 10 en 30 jaar ooit een eetstoornis zoals anorexia nervosa, boulimia nervosa of binge eating disorder. En op dit ogenblik heeft ruim één op de vijf meisjes tussen 18 en 30 jaar eetproblemen, die kunnen evolueren tot een eetstoornis. Maar van die grote groep met eetproblemen belandt slechts een derde in de zorg. Er is dus een grote groep met unmet needs – een onbeantwoorde zorgnood – die onzichtbaar blijven. “Nochtans is het cruciaal dat we die jongeren tijdig hulp bieden, want een eetstoornis kan zware implicaties hebben op de psychische, fysieke en sociale ontwikkeling”, vertelt An Vandeputte van Eetexpert. Dat Vlaams Kenniscentrum bestaat dit jaar een kwarteeuw en is uitgegroeid tot een kennisbaak die wetenschappelijke tools en vormingstrajecten aanbiedt aan hulpverleners uit allerlei disciplines. 

Sociale media
Eetstoornissen zijn dan ook een erg complex probleem, er is nooit één oorzaak waarop we de vinger kunnen leggen, legt Vandeputte uit. “Het lichaam van jongeren verandert plots heel snel, wat kan leiden tot fikse lichaamsontevredenheid. Op datzelfde moment evolueert hun brein ook: de amygdala begint te ontwikkelen, wat alle emoties op scherp zet. Maar de prefrontale cortex, waarin de mechanismen worden aangestuurd om met die emoties om te gaan, ontwikkelt trager. Dat zijn fenomenen waarmee alle jonge mensen te maken krijgen. Daarnaast heb je bijkomende factoren die het voor jongeren extra moeilijk kunnen maken. Zo is er de sociale context: thuis of in de vriendengroep kan er bijvoorbeeld overmatige aandacht voor (gezond) eten zijn. Ook biologische factoren kunnen een rol spelen: lichaamsbouw, diabetes type 1, enzovoort. En het temperament van jongeren speelt ook mee: perfectionisme of impulsiviteit kunnen het proces bemoeilijken.

An Vandeputte
Ann Vandeputte: “Obesitas is een zeer groot probleem in onze samenleving, maar als we jongeren - die zichzelf heel vaak te dik vinden - bestoken met goedbedoelde boodschappen over gezonde voeding, kan het snel mislopen”

We leven in een cultuur die erg focust op wat je wel en niet mag eten, waardoor jongeren in de war kunnen raken. Ze worden omgeven door beelden en informatie over hoe een lichaam er al dan niet ‘mag’ uitzien. In traditionele media, maar zeker ook op sociale media. Die vallen niet meer te bannen uit het leven van jonge mensen, de aantrekkingskracht is enorm. Maar jongeren hebben nog niet altijd de cognitieve vaardigheden om ermee om te gaan. Wanneer ze in volle ontwikkeling zijn, moeten ze uitgedaagd worden en hebben ze nood aan veel verschillende meningen en standpunten. Maar door de algoritmes van Instagram, TikTok en co krijgen ze altijd dezelfde beelden en ideeën. Bovendien krijgen ze door die sociale media het gevoel dat het leven enkel uit successen bestaat. Het besef dat de realiteit anders is, kan een down gevoel opleveren. Zeker in combinatie met een minder positief lichaamsbeeld. De covidcrisis heeft al die dingen nog in een stroomversnelling gebracht. Veel hulpbronnen van jongeren vielen weg: leeftijdsgenoten, school, sportclubs, verenigingen. Eetstoornissen zijn soms ook een manier om met moeilijke emoties en druk om te gaan.”

Geïntegreerde aanpak
“Er bestaat al heel wat hulp voor jongeren met eetstoornissen, maar een geïntegreerde aanpak ontbrak. Zo werd de behandeling door een diëtist bijvoorbeeld nog niet terugbetaald. En problemen werden vaak te laat gedetecteerd, waardoor ze escaleerden en vaak alleen erg gespecialiseerde hulp nog kon baten. Gelukkig is er nu een eerste stap in de goede richting gezet met het zorgtraject eetstoornissen dat terugbetaald wordt door het RIZIV. Dat zorgtraject wordt begeleid door een ambulant team van zorgverleners: een klinisch psycholoog, een diëtist, een huisarts of kinderarts en eventueel andere specialisten, zoals een psychiater. Tijdens multidisciplinair overleg wordt een behandelplan opgesteld, dat door een van de zorgverleners wordt gecoördineerd. Verder heeft de patiënt recht op psychologische zorg - via de conventie die eerstelijnspsychologen terugbetaalt - en diëtetische zorg. En het ambulante team kan een beroep doen op een MAST-team: een multidisciplinair ambulant supportteam, ondersteund door de netwerken geestelijke gezondheid kinderen en jongeren.” 

Dit is wel nog maar de eerste stap, benadrukt Vandeputte. “Het traject van gespecialiseerde zorg in referentiecentra, voor complexe eetstoornissen, wordt in een volgende fase uitgewerkt. Maar de bedoeling is dat we uiteindelijk tot een geïntegreerde zorg komen, van preventie tot hooggespecialiseerde hulp. Eind 2022 was er ook al een interministeriële conferentie, waarbij alle overheden zich hebben geëngageerd om dit geïntegreerde traject mogelijk te maken. We hebben elke schakel van de ketting nodig.” 

“In principe wordt altijd de voorkeur gegeven aan ambulante zorg, tenzij het echt niet anders kan. Maar het is vooral cruciaal dat er goed geschakeld kan worden tussen expertises”

De zorg voor jongeren met een eetstoornis moet altijd op maat gebeuren, legt Vandeputte uit. “We moeten kijken naar wat de jongere en zijn context nodig hebben. In de eerste plaats is er dus een goede inschatting nodig, door iemand van de eerste lijn. Dat kan bijvoorbeeld het CLB zijn, dat jongeren systematisch en zeer grondig opvolgt. Vroeger lag hun focus erg op gewicht, maar zij hebben hun aanpak helemaal getransformeerd en kijken nu heel groeigericht. Ook de huisarts is een belangrijke partner in die eerste fase. En verder is alles afhankelijk van de ernst van het probleem: een eerstelijnspsycholoog en diëtist kunnen volstaan, maar bij ernstige problemen moeten er ook gespecialiseerde artsen bij worden betrokken. En bij zeer complex herstel kijken we naar de residentiële sector. Al wordt in principe altijd de voorkeur gegeven aan ambulante zorg, tenzij het echt niet anders kan. Maar het is vooral cruciaal dat er goed geschakeld kan worden tussen expertises.”

Preventie
De vraag is of er bij hulpverleners op elke lijn vandaag genoeg expertise is om eetstoornissen te durven aanpakken. Of kampen zij nog vaak met handelingsverlegenheid? “Toen Eetexpert 25 jaar geleden werd opgestart, hebben we meer dan 3000 hulpverleners bevraagd voor een onderzoek”, vertelt Vandeputte. “Zij vroegen toen expliciet om meer kennis en duidelijke draaiboeken, iets wat wij intussen ook ruimschoots kunnen aanreiken. Maar het gaat om méér dan enkel kennis. Op het moment dat eetstoornissen complexer worden en dreigen te escaleren, moet er expertise klaarstaan om ambulante teams te ondersteunen. Als de patiënt niet kan doorstromen - door wachtlijsten bijvoorbeeld - zet je enorme druk op hulpverleners uit de eerste lijn, waardoor de handelingsbereidheid dreigt te verdwijnen. Daarom ben ik heel blij met de MAST-teams die in complexe situaties hun expertise kunnen aanbieden, zodat het voor de ambulante teams haalbaar blijft.”

Maar als we echt geïntegreerd willen werken, moeten we ook kijken naar de eerste stap: preventie. “Op alle plekken waar jongeren zijn, is een uniforme boodschap nodig”, zegt Vandeputte. “Vandaag zitten we in een allesoverheersende ‘slankheidscultuur’ waarbij de boodschap rond gezondheid beperkt dreigt te worden tot gezonde voeding en beweging. Obesitas is een zeer groot probleem in onze samenleving, maar als we jongeren - die zichzelf heel vaak te dik vinden - bestoken met goedbedoelde boodschappen over gezonde voeding, dan kan het snel mislopen. De focus voor jongeren moet vooral liggen op groei en ondersteuning. Nu krijgen ze te vaak negatieve boodschappen die hen in verwarring brengen. Denk bijvoorbeeld aan sportclubs, waar dikwijls wordt gehamerd op het feit dat jongeren ‘op gewicht moeten blijven’, of the thinner is the winner. Terwijl ze beter zouden focussen op groei. Daarom hebben we in Vlaanderen de ALLES-methodiek uitgewerkt. Dat acroniem staat voor vijf aspecten: Afwisselend leren eten, Lang stilzitten onderbreken en leuk bewegen, Lichaamstevredenheid, Emoties leren hanteren en genoeg Slapen. Dat is dus een veel ruimere blik op een gezond leefpatroon. En iedereen kan ermee aan de slag: ouders, leerkrachten, jeugdwerkers, sportclubs, enzovoort.”

An Vandeputte
“Als de patiënt niet kan doorstromen - door wachtlijsten bijvoorbeeld - zet je enorme druk op hulpverleners uit de eerste lijn, waardoor de handelingsbereidheid dreigt te verdwijnen”

Ouders begeleiden
Door aan preventie te doen en alle neuzen in dezelfde richting te zetten, zullen problemen ook veel sneller gedetecteerd kunnen worden. “Vandaag krijgen heel veel jongeren niet de hulp die ze nodig hebben. Omdat ze niet zwak willen overkomen, omdat ze hun ouders niet willen belasten, omdat ze zich schamen… Door meer oog te hebben voor signalen van haperend eetgedrag, kunnen we heel veel eetstoornissen voorkomen. Veel jongeren haperen even in hun eetgedrag, maar dat betekent niet dat ze allemaal in de problemen komen. En als dat wel zo is, kun je met een snelle aanpak ook vaak voorkomen dat een eetstoornis escaleert.”

In het nieuwe zorgtraject is er ook aandacht voor ervaringsdeskundigen, vertelt Vandeputte. “Bij het opmaken van dit nieuwe plan is goed geluisterd naar hun mening. Zij weten als de beste wat er beter kan aan de huidige aanpak. Maar ook tijdens de trajecten zelf kunnen zij een rol spelen: als jongeren informatie krijgen van iemand die met gelijkaardige problemen en gevoelens werd geconfronteerd, zullen ze dat sneller aannemen dan wanneer een professional hen aanspreekt. Dat kan de drempel naar hulp verlagen, iets wat we alleen maar kunnen toejuichen.”

En tot slot is er in het nieuwe plan ook aandacht voor de context van jongeren, in de eerste plaats hun ouders. “Naast elke jongere met een hulpvraag staan ouders en familie met vragen. Het is de bedoeling om parallel met het zorgtraject voor de jongere ook een traject voor de ouders te voorzien, met de nodige ondersteuning. Wanneer ouders haperend eetgedrag of een beginnende eetstoornis opmerken bij hun kind, reageren ze soms heel emotioneel. Vanuit die emotie en uit onmacht neem je soms ook verkeerde beslissingen. Om hun weg te vinden in die intense rollercoaster van emoties, hebben ze ondersteuning nodig. In heel Vlaanderen zijn er oudergroepen die ouders ondersteunen, geleid door psychologen uit de eerstelijnsconventie. Dat is dus heel laagdrempelig. En door ouders goed te begeleiden, geef je ook de jongeren zelf meer kansen op spoedig herstel.”

 

TEKST: STEFANIE VAN DEN BROECK - BEELD: TINNE VANWEZEL

Mijn dochter heeft 7jaar Anorexia/Boulemia,teleurgesteld in hulp,iedereen veegt voor zijn deur en schakelt nt voldoende,voor een multidisciplinaire aanpak moet ik bijna op mijn knieën gaan zitten,ikzelf werk als zelfstandige verpleegkundige

Heb een dochter van 22 die al van haar 12de kampt met anorexia en reeds meerdere keren in opname is geweest. De wachttijden zijn lang, na 3 maanden is er een tussenperiode van zogenaamd 3 weken maar die is in realiteit langer want er moet plaats zijn, tijd om te hervallen. Voor iemand die moeilijk mensen vertrouwt is dit telkens een aanpassing. Elke keer terug opbouw van vertrouwen zowel in opname als in ambulante zorg. Nu ambulant super goede psycholoog en diëtiste maar geen terugbetalingen meer. Als je dit als ouder niet kan betalen dan is het schrijnend. Het vertrouwen moet er zijn met de hulpverleners en dat is zeer belangrijk voor het genezingsproces. En door de jaren heen geleerd best niet teveel als ouder therapeut zijn maar een veilige vertrouwde haven bieden. Stap voor stap komen we er wel, maar termijn is voor iedere patiënt anders.

Mijn dochter worstelt al 2,5 jaar met een eetstoornis.. Verschillende opnames maar ze valt altijd tussen de mazen van het net.. Op het moment dat het onderliggende aangeraakt wordt schiet ze terug in het veilige (eetstoornis, zelfverwonding, dwang,…) en dan wordt de opname stopgezet.. Om dan thuis ambulant verder te moeten worstelen en terug te hervallen.. Andere opnames kunnen niet want “eetstoornis te erg op de voorgrond”, crisishulp kan niet want “niet acuut genoeg”, opname via spoed “kans dat ze haar naar huis sturen want nét niet ernstig genoeg”.
Haar (en niet enkel haar maar ook mijn) vertrouwen in de hulpverlening krijgt telkens een deuk.. Ambulante zorg geeft aan dat opname nodig is en als ze in opname is wordt ze telkens naar huis gestuurd omdat gewichtsdoelen niet behaald worden. Op vlak van eetstoornissen schiet onze hulpverlening enorm tekort.
En jammer genoeg is ons verhaal niet het enige.

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.