27/06/2017
Zorgbeleid

Functie 3 in de netwerken GGZ volwassenen

In 2010 publiceerden alle overheden samen de Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen, als startschot voor een grondige hervorming van de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen. Het doel was een evolutie naar meer zorg in de samenleving. Hiervoor was een switch nodig van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde zorg. De Gids formuleerde vijf opdrachten of “functies” die elk netwerk moet realiseren:
1) Preventie, vroegdetectie en vroeginterventie
2) Ambulante intensieve behandelteams (de zogenaamde mobiele teams)
3) Psychosociale rehabilitatie
4) Intensifiëring residentiële behandeling (en urgentie)
5) Tijdelijk woonvormen met zorg.

Het meest vernieuwend was functie 2, met de invoering van de mobiele teams voor zorg in de thuisomgeving. De overheden zetten hierop het sterkst in, met als gevolg dat functie 2 prioritaire aandacht kreeg op het terrein. Functie 3 “psychosociale rehabilitatie”, daarentegen is tot nu toe nogal stiefmoederlijk behandeld. Hiervoor zijn verschillende verklaringen. Zo beweegt functie 3 op het spanningsveld tussen de bevoegdheden van de Vlaamse en de federale overheid, waardoor geen enkele overheid zich expliciet aangesproken voelt voor de realisatie en de financiering ervan. Ook in de netwerken bleef de uitwerking van functie 3 onderbelicht. Men had de handen vol met het vormen van netwerken en het operationaliseren van de mobiele teams. Het moment is gekomen om functie 3 terug op de radar te plaatsen en klaarheid te brengen. Zorgnet-Icuro wil met deze publicatie hiervoor een stevige voorzet geven.

In de Gids wordt functie 3 benoemd, maar nauwelijks uitgewerkt. ‘Psychosociale rehabilitatie’ kan van alles betekenen. We proberen dus eerst klaarheid te scheppen in wat we onder functie 3 verstaan. Een Nederlands model met vier vormen van herstel biedt hiervoor inspiratie. Als de klemtoon van de nood bij een cliënt vooral op persoonlijk herstel en/of maatschappelijk herstel ligt en de zorg zich hierop focust, dan spreken we over functie 3. Als we dan kijken wie functie 3 kan en moet opnemen, zien we de complexe realiteit. Op individueel niveau moet elke hulpverlener in de GGZ oog hebben voor het persoonlijk en maatschappelijk herstel bij elke cliënt. Kijken we op organisatieniveau, dan zijn het historisch gezien vooral de initiatieven beschut wonen en de psychosociale revalidatiecentra die hier een grote rol spelen. Zij hebben aandacht voor thema’s als werk, vrije tijd, activering, wonen, opleiding… Maar ook sommige afdelingen in de psychiatrische of algemene ziekenhuizen leunen aan bij functie 3. In sommige regio’s nemen ook de centra geestelijke gezondheidszorg initiatieven om deze cliënten te ondersteunen.

In een ideale wereld wordt functie 3 in de eerste plaats grotendeels opgenomen door nietzorgactoren. De VDAB helpt de cliënt werk te zoeken. De sociale huisvestingsmaatschappij ontfermt zich over het wonen. Het OCMW begeleidt de cliënt met zijn budgetbeheer en, eventuele juridische vragen. Het CAW neemt de samenlevingsproblemen op zich. Enzovoort. Maar in de realiteit gebeurt dat onvoldoende (gecoördineerd) en dus wordt vooral gekeken in de richting van de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, als het gaat om mensen met een psychische kwetsbaarheid. Wat de bevoegdheid betreft, is er met de zesde staatshervorming in elk geval toch al iets meer coherentie. Het zwaartepunt ligt nu duidelijk bij de Vlaamse overheid. Toch blijft het een complex kluwen, omdat niet alleen zorg en welzijn betrokken zijn, maar ook de domeinen arbeid, sociale economie, onderwijs, vrijetijd, cultuur, sport, enzovoort. Het blijkt bijzonder moeilijk te zijn om een beleid uit te stippelen over al deze domeinen heen.

Lees het artikel in Zorgwijzer over Functie 3.

Downloads