09/10/2020
Zorgbeleid Geestelijke gezondheidszorg

Magistraten zetten andere bril op bij psychische problemen

Rechters krijgen geregeld beklaagden met psychische aandoeningen in de zittingzaal. Onvermijdelijk sijpelt de ongenuanceerde manier waarop de samenleving naar psychische problemen kijkt ook daar binnen. Een vorming voor magistraten, mogelijk gemaakt door de Koning Boudewijnstichting, moet dat stigmatiserende beeld bijstellen. Met resultaat, zo blijkt.

Onvoorspelbaar, gevaarlijk, zwak, makkelijk te manipuleren: de vooroordelen over mensen met psychische aandoeningen zijn hardnekkig. Tien jaar geleden begonnen het Fonds Julie Renson, het Koningin Fabiolafonds en de Koning Boudewijnstichting te ijveren voor een meer genuanceerde beeldvorming die het stigma over psychische aandoeningen moet uitgommen.

Baldwin Van Gorp van het Instituut voor Mediastudies van de KU Leuven bracht deze beeldvorming in kaart aan de hand van een studie van kranten, tijdschriften, romans en films. Hij identificeerde daarbij vijf ‘frames’, vijf manieren om naar mensen met een psychische aandoening te kijken die leiden tot stigmatisering en discriminatie, en zeven ‘counterframes’, deproblematiserende denkkaders.

Maatschappelijke integratie
Frames en counterframes gebruiken we allemaal, ze zijn een manier om snel te communiceren, maar ze bevatten elk maar een deeltje van de waarheid en kunnen zo clichés versterken. Het is pas als we ze bewust, gecombineerd en afwisselend gebruiken, dat ze een volledig en genuanceerd beeld opleveren dat recht doet aan de complexiteit van leven met psychische problemen. En dat is nodig, want dat heeft een invloed op hun maatschappelijke integratie en hun herstel.

Sommige beroepsgroepen hebben, meer dan andere, een hand in deze beeldvorming. Met de steun van het Fonds Julie Renson, het Koningin Fabiolafonds en de Stichting kwamen er daarom workshops en publicaties met vuistregels over hoe om te gaan met of te communiceren over mensen met psychische aandoeningen.

Ervaringsdeskundigen
Ook magistraten zaten in het vizier. Voor hen was er de publicatie ‘Zeven vuistregels voor een betere omgang met personen met psychische aandoeningen in een gerechtelijke context’. Daarnaast waren er drie workshops waar in totaal 180 magistraten aan deelnamen in november van 2017, 2018 en 2019. Deze workshops werden georganiseerd door het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding.

Tijdens de workshops getuigden twee ervaringsdeskundigen; daarna gingen de deelnemers in groepjes aan de slag met frames en counterframes om ze te leren identificeren en toe te passen. En die opleidingen werpen hun vruchten af, zo blijkt nu uit de masterproef van Nathalie Van Laer, in het kader van haar opleiding Journalistiek, met Baldwin Van Gorp als promotor. Van Laer sprak daarvoor met acht deelnemers: een vrederechter, twee jeugdrechters, een hoofdgriffier, een griffier, een afdelingsprocureur, een rechter van eerste aanleg en een afdelingssecretaris.

Vooroordelen
“De juridische wereld ontsnapt niet aan de vooroordelen die in de rest van de samenleving leven”, zegt Van Laer. De meeste deelnemers die ze interviewde waren daarom overtuigd van de noodzaak en de relevantie van een dergelijke vorming, sommigen vonden zelfs dat ze in de basisopleiding voor magistraten zou moeten zitten. Ze apprecieerden vooral de praktijkgerichte aanpak en de impact van de getuigenissen die voor verschillende onder hen een “eyeopener” waren.

“Ook al konden ze niet steeds concrete punten aanhalen die ze nu toepassen, ze spraken allemaal over een grotere bewustwording, een andere blik op mensen met psychische aandoeningen,” zegt Van Laer. Eén rechter vertelde haar dat ze zich voordien ‘belogen’ had gevoeld wanneer een verslaafde beklaagde toch opnieuw was beginnen te gebruiken, dat ze het gevoel had gehad dat hij ‘zijn belofte verbroken’ had tegenover haar. “Die problematiserende frame – van (gebrek aan) zelfcontrole – had ze leren vervangen door de counterframe van ‘de tocht’: het idee dat onder een verslaving complexe problemen schuilen en dat het traject van een verslaafde persoon er een is van vallen en opstaan.”

Een van de geïnterviewde jeugdrechters gaf dan weer aan dat de communicatie met de jongeren tijdens de zittingen verbeterd is, dat hij minder betuttelend met hen omgaat, dat hij minder ‘bang’ is van de diagnoses die deze jongeren soms meeslepen en dat hij dat beter kon benoemen. Hij ging hen daardoor beschouwen als volwaardige gesprekspartners – waar de jongeren op hun beurt positief op reageerden.

Empathie
Over het algemeen gaven de magistraten aan dat ze zich beter in de huid van mensen met psychische aandoeningen konden verplaatsen, al had dit niet altijd gevolgen voor hun manier van straffen. De verandering zat ‘m vooral in de bejegening. “Belangrijk is in elk geval dat ze zorgvuldig zijn in hun woordgebruik”, zegt Van Laer. “Bepaalde formuleringen zoals ‘herpak u’ vermijd je best. Ze veronderstellen dat de betrokkene een volledige zelfcontrole heeft, wat voor mensen met een psychisch probleem niet altijd het geval is. Het helpt om te erkennen wat de persoon al geprobeerd heeft en empathie te tonen.”

Van Laer was verrast dat vóór de opleiding bij deze magistraten, die toch vaker in contact komen met mensen met psychische aandoeningen, bepaalde clichés nog sterk bleken te leven. “Dit toont aan dat meer vorming over geestelijke gezondheid in de juridische wereld echt nodig is. Voor een nog grotere impact zou het niet slecht zijn om deze vormingen ook geregeld te herhalen”, besluit Van Laer.