Ziekenhuispersoneel
01/06/2022
Personeel en Organisatie Kwaliteit Financiering Zorgbeleid Algemene Ziekenhuizen

Investeren in onze zorg: sociaal akkoord uitgevoerd, nu de toekomst voorbereiden

Onderstaand een persnota van Frank Vandenbroucke van 1 juni 2022:

Gezondheid is ons allerhoogste goed, onze gezondheidszorg is van onschatbare waarde. Dat heeft de coronacrisis meer dan ooit aangetoond. Om opnieuw te kunnen investeren in onze zorg werd bij de start van de legislatuur eerst en vooral de groeinorm - de jaarlijks toegelaten uitgavenstijging in onze federale gezondheidszorg - fors verhoogd: van 1,5% naar 2,5%. Maar daarbovenop gebeuren nog extra investeringen. In 2022 zal zo - ten opzichte van 2019 - in totaal voor 6,1 miljard extra geïnvesteerd worden in onze zorg.

In nominale termen is dit een groei van 23,1% in vergelijking met 2019; in reële termen, rekening houdende met de stijging van de prijzen, gaat het reeds om meer dan 7% toename. Eenmalige COVID-uitgaven zijn in het cijfer voor 2022 inbegrepen voor 729 miljoen euro; indien we daar geen rekening mee houden, gaat het om een nominale stijging van ca. 20%.

Vanaf vandaag - woensdag 1 juni - worden de honoraria van alle zelfstandige zorgverleners (behalve de kinesitherapeuten1) met 2% verhoogd. Onlangs besliste de federale regering immers een budget van 207 miljoen euro vrij te maken om in 2022 een eenmalige bijkomende vergoeding toe te kennen aan de zorgverleners van wie de honoraria gekoppeld zijn aan de gezondheidsindex: deze uitzonderlijke ingreep doet zich voor omdat de indexering in het budget van de ziekteverzekering volgens het gangbare systeem met veel vertraging gebeurt: een volledige compensatie voor de snelle prijsstijgingen van de voorbije maanden gebeurt in 2023.

Toegenomen zorgvraag vergt investeringen in zorgpersoneel

De coronacrisis zorgde voor een enorme werklast die terechtkwam op de schouders van onze zorgverleners. Het is een publiek geheim dat velen onder hen hun limiet al een hele tijd overschreden hebben. Dat maakt het beroep niet alleen minder aantrekkelijk voor wie in de zorg aan de slag wil, het maakt ook dat sommige zorgverleners na vele jaren - of zelfs veel sneller - het beroep de rug toekeren. Het laatste rapport van het KCE (Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg) over de impact van de pandemie op de verpleegkundige bestaffing op onze intensieve zorgafdelingen bevestigt die zorgwekkende evolutie.

Maar we hadden de gezondheidscrisis niet nodig om te beseffen dat een inhaalbeweging - met duurzame en grondige investeringen in onze zorg - hard nodig was (zie nogmaals grafiek boven). Het is ook zaak die inhaalbeweging zo snel mogelijk concreet te maken. Het Zorgpersoneelfonds - ter waarde van 402 miljoen euro - zorgde onmiddellijk voor meer handen aan het bed in onze ziekenhuizen. Het project #KiesvoordeZorg - gefinancierd met het opleidingsbudget uit het Zorgpersoneelfonds - zorgt ervoor dat mensen - die buiten de zorg aan het werk zijn en de overstap willen maken - een opleiding tot zorgkundige of verpleegkundige kunnen volgen, betaald worden tijdens hun opleiding en onmiddellijk na hun opleiding de stap naar de zorg kunnen maken. Zo zijn in 2021 alvast 446 mensen gestart met een opleiding dankzij #KiesvoordeZorg; in september 2022 kunnen 478 mensen de stap zetten dankzij #KiesvoordeZorg.

Intussen komt daar de concrete invulling van het sociaal akkoord bij, goed voor een totale investering van 600 miljoen euro. 500 miljoen euro van dat bedrag wordt gebruikt voor de structurele verhoging van de lonen in het kader van de IFIC-hervorming; 100 miljoen euro gaat naar betere arbeidsomstandigheden, én een verhoging van de attractiviteitspremie of de eindejaarspremie. De sociale partners (werkgevers en werknemers) bereikten eind vorige week een akkoord over de concrete invulling van deze 100 miljoen. Daarbovenop investeren we 45 miljoen euro om het werk van gespecialiseerde verpleegkundigen beter te waarderen.

Omdat de uitdaging - denk maar aan het grote personeelstekort op dit moment - groot en divers is, is het des te belangrijker om samen met alle betrokkenen een 'Toekomstagenda voor het Zorgpersoneel' vast te leggen. Dit zal vooral gaan om een agenda op de langere termijn, en houdt dus in belangrijke mate een voorbereiding in van wat tijdens de volgende legislatuur moet gebeuren. Op 14 juni komt minister Vandenbroucke een eerste keer samen met de sociale partners om een tijdspad af te spreken en de 'Toekomstagenda voor het Zorgpersoneel' vorm te geven. En dat met één doel: slim en efficiënt blijven investeren in onze gezondheidszorg om ze robuust en duurzaam de toekomst in te loodsen.

Sociaal akkoord helemaal afgeklopt

Investering van 500 miljoen euro in IFIC

In overleg met de sociale partners werd onder de vorige regering een nieuw functiemodel voor het zorgpersoneel uitgewerkt, het zogenaamde IFIC-model. De bedoeling van deze functieclassificatie is om zorgpersoneel te betalen op basis van hun taken, en niet meer op basis van hun diploma.

Sinds midden 2021 wordt aan deze nieuwe functieclassificatie een half miljard euro uitgegeven, op basis van een sociaal akkoord dat in 2020 afgerond en goedgekeurd werd. Dit laat toe dat heel wat lonen in de zorg verbeteren, in het bijzonder de lonen van starters in de zorg. Dit was trouwens een van de doelstellingen van de hervorming: de aantrekkelijkheid van het beroep vergroten dankzij betere lonen.

Een paar concrete voorbeelden van mensen die erop vooruitgaan:

  • Zo kan een zorgkundige of een administratieve medewerker raadpleging er bij de start van zijn/haar carrière 8% op vooruit gaan.
  • Een A2 verpleegkundige zonder bijzondere beroepsbekwaamheid kan er met een anciënniteit van 5 jaar 15% op vooruit gaan.
  • Een diëtiste kan er met een anciënniteit van 10 jaar 7% op vooruit gaan.
  • Een logistiek medewerker kan er met een anciënniteit van 15 jaar 4,6% op vooruit gaan.

Opgelet: we vergelijken hier het bestaande sectoriële barema met het IFIC sectoriële barema. Het kan zijn dat mensen in ziekenhuizen meer betaald worden dan wat er in de sectoriële barema’s is voorzien.

In de private sector is IFIC in voege sinds 1 juli 2021. Ook in de publieke sector zijn ondertussen de nodige stappen gezet voor een gefaseerde implementatie met terugwerkende kracht tot 1 juli 2021. Daar wordt IFIC momenteel op het terrein uitgerold. Mensen hebben de vraag om hun keuze voor IFIC kenbaar te maken ondertussen al gekregen of zullen deze binnenkort ontvangen. Ze worden hierover in detail geïnformeerd door hun werkgever.

IFIC is voor heel wat mensen in de zorg een vooruitgang. Maar na een analyse van de sectorlonen is gebleken dat er zich voor de gespecialiseerde verpleegkundigen een abnormaliteit stelde. Hun specialisatie werd niet of onvoldoende gevaloriseerd in IFIC, terwijl de kwestie van de specialisaties zich onder meer voordoet in de spoed- en intensieve zorgdiensten en deze diensten net een sleutelrol vervulden tijdens de pandemie. Daarom investeert de federale regering vanaf 2023 bijkomend 45 miljoen euro in gespecialiseerde verpleegkundigen, met een tussenstap in 2022.

Investering van 100 miljoen euro

• Eindejaarspremie (Private sector)
• Attractiviteitspremie (Publieke sector)
• Algemeen welzijn (Private sector)

De sociale partners in de zorg hebben onlangs een princiepsakkoord gesloten over de aanwending van het nog resterende bedrag van 100 miljoen euro. Dat akkoord zal voor de private sector geformaliseerd worden in een CAO waarvan de ondertekening voorzien is op 13 juni 2022. Voor de publieke sector wordt dit vastgesteld in een protocol dat zo snel als mogelijk wordt voorgelegd aan Comité A. Belangrijk om mee te geven: de concretisering van deze investering van 100 miljoen euro geldt zowel voor het federale zorgpersoneel dat nog betaald wordt volgende de oude barema's, als diegenen die al betaald worden volgens het IFIC-model. En het geldt voor iedereen: van het keukenpersoneel tot de gespecialiseerde verpleegkundige. Bovendien gelden de investeringen voor zowel de private als de publieke sector. Met andere woorden, het geldt voor iedereen van het federale zorgpersoneel.

De sociale partners kwamen overeen om de 100 miljoen te investeren in:

  • Eindejaarspremie private sector en attractiviteitspremie publieke sector

Een verhoging van de eindejaarspremie voor de private sector en de attractiviteitspremie voor de publieke sector - tot 400 euro bruto voor wie voltijds werkt - voor alle federale zorgpersoneel. De premie wordt a rato van het arbeidsregime uitbetaald. Met andere woorden, werk je halftijds, dan heb je recht op een premie van 200 euro bruto. Om te beoordelen of je recht hebt op de premie, wordt er rekening gehouden met je prestaties tussen 1 januari en 31 augustus. Stroom je in vanaf 1 september, dan heb je het daaropvolgende jaar een eerste keer recht op de premie (met andere woorden: dit jaar geldt de premie alleen voor wie voor 1 september al aan het werk was in de sector). De premie wordt jaarlijks in december uitbetaald, dit jaar een eerste keer. Ze is geldig voor alle personeel van de federale gezondheidssectoren: van keukenpersoneel tot gespecialiseerde verpleegkundigen. Let wel, het gaat om een brutobedrag: hier gaan belastingen en sociale bijdragen af.

  • Algemeen welzijn (Private sector)
    • 2 dagen vakantie om dwingende redenen mét behoud van loon

Vakantiedagen om dwingende redenen zijn dagen die een personeelslid kan nemen bij bv. ziekte, een ongeval of een ziekenhuisopname van een nabij familielid. De sociale partners zijn overeengekomen
dat dat voor 2 dagen mét behoud van loon is. (Deze twee dagen moeten door gepaste bewijsdocumenten worden bewezen en kunnen niet aaneensluitend worden opgenomen. De uitvoeringsmodaliteiten worden voorzien in een CAO.)

  • Versterking van het HR-personeel (7 miljoen euro)

De HR-diensten zullen versterkt worden met een specifiek profiel dat instaat voor de concrete invulling van kwalitatieve maatregelen op de werkvloer met het oog op meer welzijn op het werk (denk aan thema's zoals combinatie werk-privé, loopbaanoriëntatie, vorming, of beleid rond elders verworven competenties). Om erop toe te zien dat er sprake is van een reële concretisering wordt er voorzien in een jaarlijkse rapportering van de concrete acties in het lokaal sociaal overleg.

Gespecialiseerde verpleegkundigen: investering van 45 miljoen euro vanaf 2023

IFIC is voor heel wat mensen in de zorg een vooruitgang. Maar na een analyse van de sectorlonen is gebleken dat er zich voor de gespecialiseerde verpleegkundigen een abnormaliteit stelde. Hun specialisatie werd niet of onvoldoende gevaloriseerd in IFIC, terwijl de kwestie van de specialisaties zich onder meer voordoet in de spoed- en intensieve zorgdiensten en deze diensten net een sleutelrol vervulden tijdens de pandemie.

Daarom heeft minister Frank Vandenbroucke aangedrongen op een extra enveloppe voor de gespecialiseerde verpleegkundigen, precies om de valorisatie van gespecialiseerde kennis recht te zetten. Het gaat om een totaalinvestering van 45 miljoen euro vanaf 2023. We concretiseren die investering door een specialisatiecomplement in te voeren voor de verpleegkundigen met een erkende specialisatie die volgens IFIC worden betaald, bovenop de 500 miljoen euro die al voorzien is voor IFIC.

Dit complement krijgt de vorm van een forfaitair bedrag waarmee de erkende specialisaties opnieuw gevaloriseerd worden. Concreet betekent dit: 2.500 euro bruto extra op jaarbasis voor de gespecialiseerde verpleegkundigen met een erkende bijzondere beroepstitel2 die voltijds werken in een erkende ziekenhuisdienst en 833 euro bruto extra op jaarbasis voor de gespecialiseerde verpleegkundigen met een erkende bijzondere beroepsbekwaamheid3 die voltijds werken in een erkende ziekenhuisdienst of met een erkende bijzondere beroepsbekwaamheid in diabetologie die voldoende prestaties heeft geleverd in de thuisverpleging, en voor zover deze volgens IFIC betaald wordt. Voor degenen die deeltijds werken, worden die bedragen in functie van de arbeidsduur berekend. Voor een halftijdse wordt dat dus de helft of 1.250 euro bruto voor een gespecialiseerde verpleegkundige met een bijzondere beroepstitel; voor een 4/5e betekent dat 2.000 euro bruto voor een gespecialiseerde verpleegkundige met een bijzondere beroepstitel. Het wordt jaarlijks in één keer uitbetaald in de maand september.

2022 geldt als een instapjaar. Word je momenteel al betaald volgens IFIC, dan zal er om te beoordelen of je recht hebt op de premie, nu in september, gekeken worden naar je prestaties tussen 1 januari en 31 augustus. Heb je tussen 1 januari en 31 augustus van dit jaar gewerkt als gespecialiseerde verpleegkundige met een erkende bijzondere beroepstitel of een erkende bijzondere beroepsbekwaamheid in een erkende ziekenhuisdienst, of heb je als gespecialiseerde verpleegkundige met een erkende bijzondere beroepsbekwaamheid diabetologie gewerkt in de thuisverpleegkunde, dan zal je recht hebben op het specialisatiecomplement, in verhouding tot je prestaties. Omdat dit een instapjaar is en slechts de periode van 1 januari tot 31 augustus in aanmerking wordt genomen, bedraagt het complement voor 2022 8/12en van 2.500 euro of 833 euro, ofwel 1.667 euro bruto voor een voltijdse tewerkstelling als je een erkende bijzondere beroepstitel hebt of 555 euro bruto voor een voltijdse tewerkstelling als je een erkende bijzondere beroepsbekwaamheid hebt.

Heb je nog geen keuze gemaakt voor IFIC dan zal je een opnieuw een keuzerecht krijgen om in IFIC in te stappen, in combinatie met het specialisatiecomplement. Dit tweede keuzemoment zal plaatsvinden na 31 augustus van dit jaar. Had je nog recht op je oude BBT-BBK premie, en kies je nu voor het nieuwe systeem, dan zullen je rechten op je oude premie en je rechten op het nieuwe specialisatiecomplement pro rata berekend worden.

Werk je in de publieke sector – waar IFIC momenteel nog uitgerold wordt – dan heb je ook twee keuzes. Net zoals je collega’s in de private sector, krijg je op basis van de IFIC-principes de keuze om al dan niet voor IFIC te kiezen. Kies je voor IFIC, dan zal ook het specialisatiecomplement van toepassing zijn. Beslis je op basis van dit eerste keuzemoment om niet naar IFIC over te stappen, dan heb je nog steeds recht op een tweede keuzemoment dat door je werkgever zal georganiseerd worden nadat je eerste keuzemoment is verstreken.

De invoering van dit specialisatiecomplement komt op de agenda van de ministerraad komende vrijdag. Daarna gaat het ontwerp naar de Raad van State. De publicatie in het Staatsblad volgt nadien.
Met IFIC is ervoor gekozen om starters in de zorg te bevoordelen, precies om de attractiviteit van de job te vergroten. Er zijn echter ook heel wat mensen in de zorg actief met een zekere anciënniteit. Dit aspect willen we verder met de sociale partners bekijken in het kader van het onderhoud van het IFIC-model, dat in wezen een evolutief karakter heeft dat eveneens voorzien is in het huidige sociaal akkoord. Bovendien is er ook een Taskforce Verpleegkundige Zorg lopende waarin “de verpleegkundige van de toekomst” wordt besproken. Ook hiervoor zal moeten bekeken worden wat de impact is van de conclusies van deze Taskforce op het IFIC-model en de eventuele evoluties die, ook in het kader van het huidige sociale akkoord, nodig zouden zijn.

Toekomstagenda voor het zorgpersoneel

Vandaag stellen we een groot tekort vast aan goed, gekwalificeerd zorgpersoneel. Voor velen is een job in de zorg vandaag onvoldoende aantrekkelijk. Verpleegkundigen, zorgkundigen, maar ook verschillende gespecialiseerde functies staan op de lijst van de knelpuntberoepen. Voldoende, gekwalificeerd zorgpersoneel is nochtans een conditio sine qua non om ook in de toekomst kwaliteitsvolle zorg mogelijk te maken, én aan te bieden. Dat betekent dat ruim voldoende mensen zich aangesproken moeten voelen om in de zorg te werken.

Tegelijk moeten we ervoor zorgen dat de jobs in de zorg kwaliteitsvol en zeker ook werkbaar zijn. Of anders gezegd: dat je aan het einde van de werkdag met veel voldoening weer naar huis keert. Concreet wil dat zeggen dat we moeten inzetten op de instroom van nieuw personeel en dat we het huidige zorgpersoneel in de toekomst zullen moeten blijven ondersteunen.
Een greep uit de uitdagingen voor de toekomst van ons zorgpersoneel:

  • toename van zorgafhankelijke mensen met chronische en complexe aandoeningen
  • patiënt die steeds mondiger wordt, meer behoefte heeft aan informatie en wenst te participeren in alle aspecten van de gezondheidsorganisatie
  • nieuwe technologie vergt extra vaardigheden om aan te leren en toe te passen
  • toenemend aantal incidenten van agressie en gebrek aan respect
  • moeilijk evenwicht tussen werk én privé door wisselende uurroosters
  • zorgfuncties en zorgtaken worden nog te veel georganiseerd op basis van behaalde diploma’s, en te weinig vanuit competenties en motivatie

Deze en nog andere, verschillende uitdagingen tot een goed einde brengen én de aantrekkelijkheid van de job in de zorg vergroten, vraagt een globaal plan - een Toekomstagenda voor het Zorgpersoneel - waarbij alle partners in de zorg betrokken worden: werkgevers, werknemers, patiënten- en beroepsverenigingen. Een eerste ontmoeting met de sociale partners vindt plaats op 14 juni aanstaande. Het doel is om op basis van de Toekomstagenda een tijdspad te maken en concrete oplossingen uit te werken voor de verschillende uitdagingen, zowel voor ons zorgpersoneel als voor ons zorgsysteem in het algemeen. Dit zal vooral gaan om een agenda op de langere termijn, en houdt dus in belangrijke mate een voorbereiding in van wat tijdens de volgende legislatuur moet gebeuren. Maar we sluiten ook niet uit dat op korte termijn maatregelen genomen kunnen worden om met de schaarste en tekorten aan personeel om te kunnen gaan.