pc menen
23/02/2017
Zorgbeleid Geestelijke gezondheidszorg

Dé Psychiatrie: quo vadis?

“België telt na Japan het grootste aantal ziekenhuisbedden in dé psychiatrie”. Met “Dé psychiatrie” verengen de journalisten van De Morgen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) tot de residentiële zorg. De bedden slokken 80% van de middelen op van de zorg voor geestelijke gezondheid, zo bericht het grote Psychiatrierapport. Tegelijk vermelden ze dat eigenlijk niemand goed weet hoeveel geld er naartoe gaat en hoe het verdeeld is. De hervorming van de psychiatrie is te beperkt en gaat te traag vooruit.  De krant verwijst naar het Noorse voorbeeld, waar de overheid twintig jaar geleden het roer radicaal omgooide. Het “gesticht” werd er gesloopt. Is dit beeld correct? En welke rol hebben de psychiatrische ziekenhuisdiensten nog in de toekomst?

Een stukje geschiedenis

Hoe komt het dat er zoveel residentiële psychiatrie is in ons land? De toenmalige “asielen” ontstonden vanaf het midden van de 19de eeuw onder impuls van religieuze congregaties, die zich wilden ontfermden over de geesteszieken die nergens opvang vonden. Zonder enige subsidie gaven zij hen bed, bad en brood, de basisbehoeften van elke mens. Na verloop van tijd, gebruik makend van de vooruitgang in de geneeskunde en de farmacologie, transformeerden die asielen tot psychiatrische ziekenhuizen waar mensen met ernstige psychische problemen residentieel en ambulant verzorgd, begeleid en “behandeld” werden, zowel psychotherapeutisch als met medicatie. Dat is ons systeem zoals het groeide van onderuit. Het grote aantal “psychiatrische bedden” is m.a.w. een historisch gegeven, een manier waarop een antwoord werd gegeven op een maatschappelijke nood, zonder dat daar een “wetenschappelijk onderbouwd” plan aan ten grondslag lag. Het verklaart vandaag ook de zeer ongelijke spreiding van het aanbod. Pas later ontstaan er ook psychiatrische afdelingen in de algemene ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen en initiatieven beschut wonen. Het lijkt er vandaag wel op dat de residentiële psychiatrie geculpabiliseerd wordt om de simpele reden dat ze er is.

De rol van het psychiatrisch ziekenhuis

Ruim vijf jaar geleden startte België via de afbouw van psychiatrische bedden met de mobiele teams die psychische hulp aan huis bieden. Voordien werden reeds de centra voor ambulante zorg opgericht. Daardoor wijzigde de rol van het psychiatrisch ziekenhuis in het geheel van de geestelijke gezondheidszorg. De zorg werd er de afgelopen jaren intenser. Wat betekent dat concreet? We nemen even het voorbeeld van het PZ Asster in Sint-Truiden. Het ziekenhuis heeft 60 bedden buiten gebruik gesteld om (met partners) mobiele teams uit te bouwen; er ligt al een volgend plan voor nog meer afbouw klaar. Tegelijk is het aantal opnames in het ziekenhuis sinds 2014 met bijna 10% gestegen, vooral dan de gedwongen opnames (een opname beslist door een rechter). Die zijn in de afgelopen tien jaar met de helft toegenomen. Bijna elke dag wordt er in Asster iemand gedwongen opgenomen. In Vlaanderen is gemiddeld 1 op de 10 patiënten in een psychiatrisch ziekenhuis gedwongen opgenomen. Tegelijk neemt de gemiddelde verblijfsduur fors af. Mensen verblijven minder lang in het ziekenhuis, enkel in die periode waarin de problemen zich het scherpst stellen.

De zorg wordt dus complexer. Maar die complexe zorg moet het nog altijd doen met een gemiddelde bestaffing van 12 voltijdse personeelsleden per 30 bedden over alle diensten heen, 7 op 7, 24 op 24u. Wanneer men meer personeel wil inzetten op de ene dienst (bv. om mensen in crisis beter te begeleiden en isolatie te vermijden), gaat dat ten koste van een andere dienst. Het verhaal van Dave in de krant illustreert het: meer personeel overdag betekent minder personeel ’s nachts, of vice versa. Ziekenhuizen moeten voortdurend die dilemma’s afwegen. Het contrast met de intensieve somatische zorgeenheden in de algemene ziekenhuizen is groot en frustrerend voor de hulpverleners in de psychiatrie die ook nabijheid en warme zorg willen bieden. Ook de aandacht die de psychiaters aan hun patiënten kunnen besteden kan nauwelijks menselijk genoemd worden. Het normenkader in de Vlaamse psychiatrische ziekenhuizen bedraagt gemiddeld 1 VTE psychiater per 50 bedden. Naast het contact met de patiënten, dient hij ook andere opdrachten in te vullen zoals overleg met andere zorgverleners, administratie, beleidstaken, registraties…

Ieders verantwoordelijkheid

De volgende stap in de noodzakelijke hervorming van de GGZ mag niet herleid worden tot enkel de afbouw van bedden. Het is méér dan de evolutie om minder zorg aan te bieden in ziekenhuizen en meer in de samenleving. Alternatieven voor crisis en gedwongen opname, een betaalbare woonst, zinvolle arbeid en tijdsbesteding en sociale contacten zijn even cruciaal voor een goede geestelijke gezondheid. Dat toont ook het Noorse voorbeeld, waar bijvoorbeeld fors werd ingezet op huisvesting.  Ook daarom gaat de hervorming hier zo traag: er is een groot tekort aan betaalbare woningen, begeleiding en ondersteuning naar werk en de mogelijkheden om sociale contacten te leggen. De transitie in de psychiatrie moet met andere woorden ondersteund worden met een breder meerjarenplan dat de hele samenleving betrekt. De zesde staatshervorming heeft de zaken op dat vlak echter niet eenvoudiger gemaakt. Psychiatrie is een erg versnipperd beleidsdomein: de financiering van de ziekenhuizen valt onder minister De Block, het normenkader en de financiering van de infrastructuur vallen onder minister Vandeurzen. Hij is na de staatshervorming ook volledig bevoegd voor de psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven beschut wonen en de psychosociale revalidatiecentra. De centra voor geestelijke gezondheidszorg zijn al jaar en dag een Vlaamse bevoegdheid. Sinds de laatste staatshervorming is er geen enkel Vlaams groeipad voorzien en zijn er geen perspectieven op uitbreiding.

In Noorwegen werd voor het hervormingsplan 2,6 miljard euro extra vrijgemaakt. Ter vergelijking: de psychiatrische ziekenhuizen in Vlaanderen hebben voor een iets groter bevolkingsaantal een jaarbudget van 0,7 miljard euro. Voor de start van de hervormingsbeweging werd 5 miljoen uitgetrokken; dat budget is ondertussen opgegaan in de besparingsmaatregelen. Hoeveel is de maatschappij bereid om in mensen met psychische kwetsbaarheid te investeren?

Zorgnet-Icuro: Marshallplan voor de geestelijke gezondheidszorg.

In het actieplan geestelijke gezondheid beschrijft minister Vandeurzen de organisatie van de zorg volgens drie principes. De zorg moet in de eerste plaats zo nauw mogelijk aansluiten bij de noden van de zorgvrager: dat betekent niet te veel zorg en niet te weinig. Daarnaast is het belangrijk dat er een goede samenwerking is tussen bijvoorbeeld de huisarts en de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg. Tot slot moet er voldoende differentiatie zijn in het aanbod, met evenwicht tussen het residentiële en het ambulante zorgaanbod.

Residentiële zorg, zowel van het psychiatrisch als het algemeen ziekenhuis, zullen samen met een volwaardig uitgebouwde gespecialiseerde ambulante en generalistische eerstelijnszorg, ook in de toekomst belangrijke schakels vormen in het zorgtraject van mensen met een psychische kwetsbaarheid. Door de verdere vermaatschappelijking van de zorg wordt de residentiële zorg intensiever en complexer. De huidige personeels- en infrastructuurnormen zijn echter niet meer van deze tijd. Zij kunnen de vergelijking met de ons omringende landen niet doorstaan en dienen te worden herbekeken. Kleinere zorgeenheden én meer oren om te luisteren naar het verhaal van de cliënt en zijn familie zijn belangrijke randvoorwaarden. Verder vergt dit ook van de hulpverleners een meer herstelgeoriënteerde benadering die via vorming en opleiding moet worden ondersteund.

We hopen dat het debat naar aanleiding van het psychiatrierapport van De Morgen openingen biedt om het ziekenhuis van de toekomst verder vorm te geven. Die oefening kan onmogelijk gevoerd worden zonder het betrekken van cliënten en families op alle niveaus. Ook hier pleit Zorgnet-Icuro voor de noodzakelijke financiering en ondersteuning van familie- en patiëntenorganisaties. Die is op vandaag veel te beperkt en onzeker.