07/02/2017
Zorgbeleid

We moeten met zijn allen een versnelling hoger schakelen

7 februari 2017

INTERVIEW MET ANN GAUBLOMME, NIEUWE DIRECTEUR VAN VERSO

WE MOETEN MET ZIJN ALLEN EEN VERSNELLING HOGER SCHAKELEN


WAT IS VERSO?

Verso is de Vereniging van de Social Profit Ondernemingen in Vlaanderen. Verso groepeert 16 federaties in de gezondheidszorg, de welzijnssector en de socio­culturele sector, waaronder Zorgnet-Icuro.


Ann Gaublomme is sinds enkele maanden directeur van Verso. Zij volgt in die functie Bruno Aerts op, die na 18 jaar aan het hoofd van Verso in oktober jl. met pensioen ging. Ann Gaublomme is gepokt en gemazeld in de zorg- en welzijnssector. De uitdagingen zijn haar dan ook erg vertrouwd. “Het is hoogtijd om met zijn allen een versnelling hoger te schakelen”, klinkt het overtuigd.

Ann Gaublomme heeft al een mooie loopbaan in de social profit opgebouwd. Als master klinische psychologie werkte ze onder meer als begeleidster in Dagcentrum ’t Vlot in Mechelen en ging ze in 1999 aan de slag bij het provincie­bestuur Vlaams-Brabant, waar ze diensthoofd Welzijn en Gezondheid werd. In 2007 werd ze directeur van Centrum Ganspoel in Huldenberg, een voorziening voor personen met een beperking. Vanaf 2012 was ze ook sectorverantwoordelijke voor de ‘sector ondersteuning personen met een handicap’ in het Vlaams Welzijnsverbond. In 2014 vervoegde ze het kabinet van minister Vandeurzen als beleidsraadgever voor die materie. Sinds september 2016 is ze directeur van Verso.

Ann Gaublomme: Leidinggeven en beleid voeren zijn mijn ding. Ik heb ervaring in diverse sectoren: de geestelijke gezondheidszorg, de thuiszorg, de gehandicaptenzorg, de preventieve gezondheidszorg, het welzijnswerk…

U werkte de voorbije twee jaar ook op het kabinet van minister Vandeurzen.
Als beleidsraadgever voor de sector personen met een handicap, inderdaad. Dat was een boeiende en cruciale periode. Samen met de sector de overgang naar de persoonsvolgende financiering (PVF) kunnen maken én daarbij ook de politieke verankering verzekeren, was een enorme uitdaging.

Welke lessen of ervaringen uit het verleden neemt u mee als directeur van Verso?
Heel wat! Ik geloof in beleid dat gebaseerd is op overleg en dialoog. Je wordt tot directeur benoemd en krijgt daardoor enige macht, maar het werkelijke gezag moet je verdienen. Door te luisteren, door te praten met mensen, door participerend beleid te voeren. Wie erin slaagt mensen mede-eigenaar van een project te maken, krijgt een krachtige organisatie. Dat is wat ik wil doen met Verso. Ik heb op het werkveld gestaan. Ik weet wat mogelijk wordt als je krachten bundelt.

ann gaublomme

U bent bij Verso gestart in september. Wat is u in die eerste maanden opgevallen?
Wat mij vooral intrigeert, is het uitblijven van een sense of urgency in Vlaanderen. Ik vergelijk het graag met de klimaatopwarming: er is vandaag voldoende bewijs voor een klimaatverandering en we weten dat we ons daarop als samenleving moeten voorbereiden. Net zo weten we dat we in de social profit de komende jaren afstevenen op een gigantisch personeelstekort. Dertig procent van de medewerkers in de social profit is ouder dan 50 jaar. Meer dan 120.000 mensen gaan de komende tien jaar met pensioen. En dat terwijl de nood aan zorg en ondersteuning voortdurend toeneemt. Ik doe een oproep aan de regering om hiervan dringend werk te maken. Er is een win-winsituatie mogelijk. Er blijft een grote groep van langdurig werklozen. Elk talent telt. Het beleid moet mensen met een combinatie van maatregelen activeren en hen naar een gepaste job leiden. Verso heeft daarvoor een samenwerkingsakkoord met de VDAB afgesloten.

De zorg heeft niet alleen voldoende mede­werkers nodig, maar ook voldoende hoog opgeleide medewerkers. Lukt dat met het activeren van langdurig werklozen?
Ik had het over een set aan maatregelen; we moeten niet alleen inzetten op kwantiteit maar ook op kwaliteit. Jong­eren stimuleren om een goed diploma te behalen, hoort daarbij. Het werk van zorg­ambassadeur Lon Holtzer om gemotiveerde mensen naar zorg en welzijn toe te leiden, werpt zijn vruchten af. Het aantal studenten verpleegkunde is de voorbije jaren gestegen. Die inspanningen moeten we blijven doen en ook sterk uitbreiden naar andere beroepen zoals kinderverzorgster, opvoed(st)ers, zorgkundigen enzovoort.

Ook op het gebied van innovatie ziet u nog ruimte voor verbetering?
Innovatie wordt te vaak verengd tot technologische innovatie. Die is belangrijk, maar er is meer. De klanten in de social profit zijn veranderd: de noden en de verwachtingen evolueren voortdurend. Daar moeten voorzieningen beter op inspelen. Dat vergt ook innovatie in de arbeids­organisatie. Ik kom uit de gehandicaptensector. Vroeger kon het perfect dat een medewerker quasi een hele loopbaan als begeleider in eenzelfde leefgroep werkte. Vandaag is meer flexibiliteit nodig. Medewerkers moeten bijvoorbeeld ook in de zorg aan huis kunnen worden ingezet.

De persoonsvolgende financiering (PVF) heeft alvast de organisaties voor personen met een handicap extra geactiveerd.
Dat klopt. En je kunt er gif op innemen dat het concept van de PVF de komende jaren ook in de ouderenzorg en de geestelijke gezondheidszorg ingang zal vinden. We hebben nieuwe, adequate modellen nodig voor de organisatie en financiering van chronische zorg.

Hebt u uit de ervaring met de PVF in de gehandicaptensector lessen geleerd voor toekomstige veranderingen?
Verandering vergt een goede voor­bereiding en een groot draagvlak. De invoering van de PVF is een gigantische systeemshift; veel mensen onderschatten dat nog altijd. Maar er is nu een draagvlak voor. Daar is tijd voor genomen. De eerste conceptnota dateert van tien jaar geleden. Er was een mentaliteitswijziging nodig. En die is er gekomen. Veranderen doe je niet om te veranderen. Je doet het omdat het nodig is, zoals vandaag. De nood aan chronische zorg stijgt, er is krapte op de arbeidsmarkt, mensen moeten langer werken waardoor de mantelzorg wegvalt en nog meer kinderopvang en ouderenzorg nodig zijn. En dan zijn er nog de wachtlijsten... De uitdagingen dwingen ons om ons adequater te organiseren en een beleid te voeren dat rekening houdt met die context. Werkgevers moeten hun verantwoordelijkheid nemen, maar ook de vakbonden en de overheid. Als één partij niet mee wil, dan werkt dat vertragend voor iedereen.

Heeft u dan de indruk dat sommige partijen niet mee willen?
We weten dat mensen langer moeten werken. Maar zonder extra investeringen in kinderopvang, kortverblijf en dagcentra lukt dat niet. De social profit is daarom geen kostenpost, ze is een noodzakelijke voorwaarde om de economie de nodige zuurstof te geven. En dan heb ik het uite­raard nog niet over de intrinsieke meerwaarde van maatschappelijke dienst­verlening. Vakbonden zijn terecht bezorgd om de werkdruk in social profit. Maar de grootste bedreiging voor de werkdruk lijkt me net het niet kunnen invullen van vacatures. Wanneer twee mensen in een team van zes ontbreken, heb je een probleem.

De werkgevers uit de social profit hebben ook een opdracht. Zij moeten verder professionaliseren en zich klaarstomen voor de uitdagingen: er is meer marktwerking, de regie ligt in handen van de cliënt, een gediversifieerder aanbod is nodig… Verso zal hier samen met de ledenorganisaties werk van maken. Kennis delen, inzetten op innovatie en ondersteuning bieden voor noodzakelijke veranderingen: het wordt een prioriteit de komende jaren.

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: JAN LOCUS

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.