25/09/2018
Zorgbeleid Personeel en Organisatie Personeel en Organisatie

Levenslang leren wordt meer dan ooit een must

25 september 2018

INTERVIEW MET RECTOR EN ARBEIDSMARKTDESKUNDIGE PROF. DR. LUC SELS

LEVENSLANG LEREN WORDT MEER DAN OOIT EEN MUST


WIE IS PROF. LUC SELS?

Prof. Luc Sels studeerde af aan de KU Leuven in 1989 als licentiaat sociale weten­schappen en promoveerde in 1995 tot doctor in de sociale wetenschappen. In 1996 werd hij docent aan de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. Sinds 2004 is hij gewoon hoogleraar.

Van 2009 tot 2017 was prof. Luc Sels decaan van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, de grootste faculteit van de KU Leuven. Op 1 augustus 2017 werd prof. Luc Sels rector van de KU Leuven. Hij is eveneens lid van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid en directeur van het Steunpunt Werk, dat zich in opdracht van de Vlaamse regering toelegt op beleidsvoorbereidend onderzoek van de Vlaamse en Europese arbeidsmarkt.

Prof. Luc Sels is arbeidsmarktdeskundige. Hij legt zich onder meer toe op toekomstprojecties voor de arbeidsmarkt, op de invloed van digitalisering op arbeid en arbeidsmarkt, op demografische evoluties en de eindeloopbaanthematiek. Ook de thematiek van duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en van loopbanen en loopbaantransities krijgt zijn aandacht.


Tussen 2021 en 2026 zullen volgens het rapport Toekomstverkenningen arbeidsmarkt 2050 van het Steunpunt Werk en HIVA dat u mee samenstelde, ongeveer 405.000 50-plussers uitstromen. De war for talent barst nu helemaal los?
Prof. Luc Sels: De term war for talent duikt al op sinds 1997. Ik ben eigenlijk niet zo’n fan van het begrip, met zijn bijklank van strijd en concurrentie. Dat lijkt me niet altijd de beste aanpak. Toch gebruik ik de term de jongste twee jaar zelf, omdat we in een andere situatie terechtkomen. Tot nu kenden we golven van krapte die grotendeels conjunctuurgebonden waren. Ging het goed met de economie, dan was er wat schaarste op de arbeidsmarkt. Ging het even slechter, dan was die krapte snel weer weg. Vandaag staan we tegenover een andere uitdaging, met een zekere schaarste ongeacht de conjunctuur. De groep mensen van 20 tot 64 jaar op de Vlaamse arbeidsmarkt zal voor een langere tijd krimpen. Bovendien kent de demografische wissel zijn piek. De uitstroom van mensen wordt de komende jaren veel groter dan de voorbije decennia. In die voorspellingen zijn trouwens al de maatregelen voor langer werken van de regeringen Di Rupo en Michel verrekend. Ik behoor zelf ook tot de cohorte die al tot 67 jaar mag werken. Een andere factor is de verlate intrede op de arbeidsmarkt: het aantal jongeren onder 25 jaar dat tot de arbeidsmarkt toetreedt, daalt al enkele jaren gestaag en de intredeleeftijd loopt telkens wat meer op. Uiteraard zijn er ook nog conjuncturele factoren, maar die hebben minder impact op de zorgsector: de behoefte aan zorg daalt niet als het economisch wat minder gaat.

Er zijn nog verschillen tussen de regio’s. Limburg heeft traditioneel een ruimere arbeidsmarkt dan West-Vlaanderen. Toch zien we vandaag overal in Vlaanderen de krapte toenemen, in tegenstelling tot Brussel en Wallonië. De bevolking op arbeidsleeftijd zal in Vlaanderen de volgende jaren krimpen, terwijl ze in Brussel stabiel blijft en in Wallonië zelfs nog stijgt. Dat is meteen een van de mogelijke oplossingen: het aanboren van de arbeidsmarkt over de gewestgrenzen heen. We moeten de mobiliteit van het menselijk kapitaal stimuleren. Diversiteit en meertaligheid kunnen een troef vormen.

Wat de zorgsector betreft, maak ik me wel wat zorgen. We moeten blijven inzetten op de aantrekkelijkheid van de zorgberoepen. De aandacht mag niet alleen naar STEM-opleidingen (Science, Technology, Engineering, Mathematics) gaan. Technologie kan een deel van de oplossing bieden, maar technologische oplossingen in de zorg­sector vragen op hun beurt natuurlijk ook weer meer gespecialiseerde professio­nals. De spanningsindicator – het aantal niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature – staat nu al heel scherp in de zorg. Terwijl de spanningsindicator voor de hele Vlaamse arbeidsmarkt zich rond vijf situeert, is die voor verpleegkundigen vandaag 0,5, voor hoofdverpleegkundigen zelfs 0,2. Dat betekent dat er slechts één niet-werkende werkzoekende is per vijf bij de VDAB gemelde vacatures voor een hoofdverpleegkundige. We moeten dat cijfer wat relativeren omdat veel vacatures ook intern worden ingevuld, maar toch… Kijken we naar polyvalente medewerkers, dan zien we dat daar nog tientallen kandidaten zijn per vacature. Er is dus een onevenwicht.

NIEUWE VIJVERS

Schaarste aan arbeid leidt logischerwijs tot hogere lonen. Komt de betaalbaarheid van de zorg daarmee nog meer onder druk?
Ik weet niet zo zeker of de lonen sterk zullen stijgen. We hebben nu al een krappe arbeidsmarkt, maar ik zie geen overdreven looneisen. De jongste jaren kennen we een gezond debat over loonmatiging en het gematigd omgaan met looneisen. Ik zie niet zoveel opbod tussen de bedrijfstakken. Mijn dochter start als burgerlijk ingenieur in een bedrijf voor ICT-consulting. Hoewel de vraag naar ingenieurs enorm groot is, heeft ze geen exuberant aanvangswedde. Ze vond het wel belangrijk om in september nog drie weken vakantie te nemen en dat mocht van het bedrijf. Vroeger was dat waarschijnlijk moeilijker. Je ziet dus dat werkgevers meer op maat van de wensen van de werknemers inspelen en deals sluiten. Dat is mogelijk ook een mooi alternatief voor wilde loonsverhogingen. Gelukkig maar, want de economische groei blijft al bij al heel bescheiden.

“We vissen altijd in dezelfde vijver met alsmaar groter lokaas, ook al is die vijver bijna leeg”, schreef u vorig jaar in een opiniebijdrage in De Standaard. Welke andere vijvers ziet u voor de gezondheidszorg?
De interregionale vijver van Brussel en Wallonië, bijvoorbeeld. Of de organisatie van economische migratie: het naar Vlaanderen halen van verpleegkundigen uit het buitenland en hen een opleiding op maat geven, zoals trouwens eerder al gebeurde.

Ondanks de krapte is er nog reserve. Denk aan mensen die zich niet op de arbeidsmarkt bevinden. Hoe kunnen we hen activeren? Soms spelen een gebrek aan kinderopvang of andere faciliteiten mee. Soms is er een gebrek aan deeltijdarbeid op maat. In de zorgsector kennen we ook het fenomeen van ondertewerkgestelden: mensen die deeltijds werken en graag meer uren willen. Maar toverformules zijn er niet.

In het rapport Toekomstverkenningen bekijken we ook de impact van technologie en robotisering. Ondanks technologische evoluties in de zorg en de geneeskunde – denk aan personalised medicine, machine learning, data driven medicine, robotchirurgie – voorspellen experten dat in de gezondheidszorg mensen niet vervangen zullen worden door automatisering. Er komen meer robots, maar daardoor zal de professional in de gezondheidszorg niet verdwijnen. We spreken van co-robots: het complementair samengaan van professionals en technologie. We zullen veel mensen nodig hebben in de zorgsector. Daarom moeten we blijven inzetten op een krachtige positionering van de zorg­opleidingen.

Het rapport Toekomstverkenningen beklemtoont de maakbaarheid van de toekomst. De arbeidsmarkt in 2050 zal grotendeels zijn wat we er zelf van maken, klinkt het. Is het gebrek aan langetermijnbeleid niet de zwakke schakel in dit verhaal?
Ik ben eigenlijk vrij optimistisch. Het rapport is niet toevallig besteld door de Vlaamse regering. Los van politieke kleur en ondanks alle beperkingen voert Vlaanderen waar mogelijk een toekomstgericht beleid. Je voelt dat ook in de universiteiten, waar de belangstelling voor de mogelijk­heden voor artificiële intelligentie groot is en de samenwerking met onderzoekscentra zoals imec toeneemt. De investeringen gebeuren, de waakzaamheid is er. We hebben wel nog een weg af te leggen op het gebied van digitalisering in het onderwijs. Dat is het moeilijkste vandaag: het opleiden van professionals om te werken in een context die er over tien jaar totaal anders zal uitzien. We moeten onze artsen en andere zorgprofessionals tijdens hun opleiding meer dan vandaag laten wennen aan de hoogtechnologische ontwikkelingen die de wereld zullen veranderen.

ARBEIDSDUURVERMINDERING

Zopas is de bacheloropleiding verpleegkunde verlengd van drie tot vier jaar. Een goede beslissing?
Ik ken de opleiding te weinig om me daarover uit te spreken. Het zorgt er wel voor dat jonge mensen weer een jaar later zullen toetreden tot de arbeidsmarkt. Maar verpleegkunde vergt nu eenmaal een toenemende specialisatie, met meer verantwoordelijkheden. Een verlenging van de studieduur zou gepaard moeten gaan met een betere spreiding van de kennisopbouw, zodat meer studenten de studie afronden binnen de voorziene tijd. Dat kan dan weer voor een hoger rendement zorgen. Elke studieverlenging betekent ook een statusverhoging, laat meer differentiatie toe en kan dus ook meer studenten aantrekken.

Ondertussen zien we de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen stijgen. We evolueren in de goede richting?
Met het Steunpunt Werk, de VDAB en het departement Werk en Sociale Economie zijn we op dit moment nieuwe doelstellingen voor het volgende decennium aan het vastleggen. De werkzaamheidsgraad stijgt zeker, maar is bijzonder ongelijk verdeeld. Kijken we naar de groep van 25- tot 49-jarigen, dan hebben we zowat het optimum bereikt; alleen Zweden doet nog beter. Vooral bij hooggeschoolden  – vanaf een professionele bachelor – hebben we weinig reserve. Dat ligt anders bij de lagergeschoolden en bij mensen met een migratieachtergrond. Daar zitten de reserves. Een positieve evolutie zien we ook bij de 50- en de 55-plussers.

In de gezondheidszorg kennen we de ADV-dagen: toenemende arbeidsduurvermindering vanaf 45, 50 en 55 jaar. Dat systeem is ingevoerd om mensen langer aan het werk te houden. Er gaan stemmen op om werknemers de kans te geven om die extra vrije dagen meer te spreiden over hun loopbaan. Wat is uw visie?
Ik ben nooit een voorstander geweest van arbeidsduurvermindering als middel om mensen langer aan het werk te houden. Alle studies tonen aan dat landingsbanen, in welke vorm dan ook, finaal leiden tot een lager arbeidsvolume. We hebben andere systemen nodig, zoals het loopbaankrediet. Elke medewerker krijgt daarmee een bepaalde sokkel van rechten, met bijvoorbeeld het ouderschapsverlof en de thematische verloven. Daarbovenop kan de werknemer tijd sparen, bijvoorbeeld per gewerkte schijf van vijf jaar. Die gespaarde tijd kunnen medewerkers benutten op de momenten die hen het beste uitkomen. Laat ons creatief nadenken over intermezzo’s in een loopbaan en niet alles inzetten op de eindeloopbaan.

Levenslang leren wordt in de toekomst, nog meer dan vandaag, een must?
Ja, en daar hebben ook universiteiten nog werk op de plank. In Californische universiteiten zoals UCLA of Berkeley is meer dan de helft van de studenten meer dan 30 jaar, bij ons aan de KU Leuven is dat maar 8,3%. Dat is veel te weinig. Nochtans, wie afstudeert heeft nog altijd een leerkrediet en kan dus in principe later, wanneer daar behoefte aan is, opnieuw naar de universiteit of de hogeschool. Maar een 45-jarige werkstudent die gewoon aansluit bij jongeren van 20 jaar lijkt me niet optimaal: die mensen hebben andere verwachtingen en een andere levenservaring.

“We moeten onze artsen en andere zorg­professionals tijdens hun opleiding meer dan vandaag laten wennen aan de hoogtechnologische ontwikkelingen die de wereld zullen veranderen.”

Een idee dat een debat waard is, is om mensen na verloop van tijd even te laten bijtanken. Zo zou je in plaats van een opleiding te verlengen van vier tot vijf jaar, ervoor kunnen kiezen om de middelen van dat vijfde jaar te gebruiken voor een refill na vijf of tien jaar werken. Vandaag ervaar ik een veel te bruuske scheiding tussen de universiteit tot het diploma is behaald en de beroepsvereniging die het daarna overneemt. Ik denk dat universiteiten ook tijdens de loopbaan een rol kunnen spelen.

HOUDBAARHEIDSDATUM

De houdbaarheidsdatum van kwalificaties en competenties zal verder inkorten. U hebt het zelfs over het ‘sociaal risico’ van kwalificatieveroudering?
Ons sociale zekerheidssysteem beschermt mensen tegen de grootste risico’s op de werkplek. Welnu, het risico op kwalificatieveroudering is manifest aanwezig en neemt alleen maar toe. Men spreekt van skills obsolescence: het overtollig worden van je vaardigheden. In België zijn daar nog geen cijfers over, maar in sommige landen gaat het om 25 tot 28% van de werknemers. Dat is een grote groep mensen die door de snelle evoluties hun eigen job niet meer aankunnen. Willen we hen aan het werk houden, dan kunnen we niet anders dan nog meer te investeren in levenslang leren.

U pleit in dat verband voor een leerrekening?
In plaats van het huidige betaald educatief verlof zou elke werknemer een leerrekening krijgen, mee gevoed door bijdragen van de werkgever. Door de jaren heen kan iemand dan middelen en tijd opbouwen voor opleidingen. Het snijvlak tussen onderwijs en arbeidsmarkt zou een belangrijk thema kunnen worden voor de Vlaamse verkiezingen volgend jaar. Er is een grote nood aan permanente vorming.

Er wordt al decennia voorspeld dat loopbanen flexibeler zullen worden, maar op het terrein merkt u daar in België voorlopig weinig van?
Dat is zo. Het kader is vrij rigide. In Neder­land kunnen werkgevers in nogal wat bedrijfstakken vlotter aan mekaar uitlenen of van mekaar inlenen. Heeft bedrijf A op een bepaald moment een overcapaciteit, dan kan het een werknemer ‘uitlenen’ aan een andere werkgever. Dat geeft de werknemer ook extra leerkansen. Maar daarvoor is onze wetgeving vaak te rigide. Ik heb meegewerkt aan een pool van werknemers in de transportsector in Limburg. Allicht zou zo’n pool ook kansen geven in de zorgsector, maar ik zie weinig bewegen op dat vlak. Het wettelijk kader ontbreekt. Er zijn dus nog mogelijkheden om te exploreren.

Uit het rapport Toekomstverkenningen leren we dat de sector gezondheidszorg en maatschappelijke diensten tussen 1990 en 2015 een gemiddelde jaarlijkse toename van de tewerkstelling met 3,1% kende. In 2050 zou bijna één op vier van de werkenden aan die sector toe te wijzen zijn. Speelt de sector gezondheidszorg economisch onder zijn gewicht op het beleidsniveau?
Neen, dat denk ik niet. Zowel federaal als Vlaams zijn gezondheidszorg en welzijn een zware post geworden. De tijd van de witte woede, toen veel mensen nog wat meewarig naar de zorg keken, is voorbij. Ook het maatschappelijke debat wordt sterk door gezondheidsthema’s bepaald. Ik denk trouwens dat weinig politici staan te dringen om Vlaams of federaal minister van gezondheidszorg te worden. Dat lijken me hele zware posten met enorme uitdagingen.


EÉN JAAR RECTOR KU LEUVEN

Prof. Luc Sels is precies één jaar rector van de KU Leuven. Hij maakt een eerste balans op. “Een evaluatie zou je eigenlijk aan andere mensen moeten vragen. Maar zelf voel ik me heel goed in de job. De sociale media zijn wel eens onverbiddelijk, maar die bepalen niet je succes of je falen. Ik zie dat zowel de universiteit als het UZ Leuven het erg goed doen.

Voor de komende tien tot vijftien jaar hebben we een ambitieus beleidsplan uitgewerkt met als titel Op kruispunten. Zo voelt het ook aan. We hebben een gedurfd investeringsplan en er is optimisme en vooruitziendheid. Natuurlijk is het een zware opdracht, zowel in uren als verantwoordelijkheden. Maar je kan ook echt het verschil maken. Ik ben met heel veel goesting uit vakantie teruggekeerd.

Het belangrijkste wat ik geleerd heb het afgelopen jaar? De onwaarschijnlijke veelzijdigheid van de organisatie. Na negen jaar decaanschap had ik het gevoel dat ik de universiteit kende, maar als rector kom je op zoveel verschillende plaatsen. De veelzijdigheid, het maatschappelijke engagement ook, dat verrast me nog elke dag.

Ik heb ook veel bijgeleerd over het ziekenhuis en de ongelooflijke ontwikkelingen in het UZ Leuven. Ik maak nu deel uit van het bestuur en dat is een enorm boeiende ontdekkingstocht. Veel van mijn tijd als rector gaat naar de biomedische wetenschappen en het UZ Leuven. Samen maken ze meer dan de helft van de KU Leuven uit.”

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: JAN LOCUS

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.