Herstelverblijf
29/09/2021
Zorgbeleid Woonzorg

“We verdienen onze plek in het zorglandschap”

CENTRUM VOOR HERSTELVERBLIJF: BRUG TUSSEN ZIEKENHUIS EN THUIS

"We verdienen onze plek in het zorglandschap"

Oktober 2021

“Het is haar kindje”, dat zinnetje valt in het begin van ons gesprek; en ook wij voelen al snel de warmte en het enthousiasme van zorgmanager Isabelle Picard voor ‘haar’ herstelverblijf Salvator in Hasselt. Samen met algemeen directeur Joeri Fabry vertelt ze hoe waardevol hun aanbod is voor mensen die na een ziekenhuisopname nog niet klaar zijn om terug te keren naar huis, en hoe een centrum voor herstelverblijf – ondanks het gebrek aan Vlaamse subsidies in het kader van het woonzorgdecreet – zo waardevol is in het zorglandschap. 

Naast een woonzorgcentrum, een centrum voor kortverblijf en assistentiewoningen biedt Salvator Welzijnscampus een herstelverblijf met 60 woongelegenheden aan. In 2013 stond Isabelle Picard mee aan de wieg van dat zorgaanbod. Toen Joeri Fabry in 2016 startte, stond de teller op ongeveer 25 woongelegenheden, maar er was geen budget om te groeien. “Omdat de overheid geen financiële middelen vrijmaakte – nog steeds niet trouwens – veroorzaakte dat pittige discussies in onze vzw. Bovendien botsten we tegen de problematiek van een gebrek aan naambescherming en functioneerden we in een kluwen van aangemelde, erkende en de zogenaamde zwarte bedden. Toch besloten we volop in te zetten op ons herstelverblijf en zelf budget te voorzien. Ons geloof in dit concept is immens. We hebben 55 woongelegenheden, al zorgt Covid nu voor een dipje.” 

Oriënteren naar huis

“In het ziekenhuis worden de ligdagen alsmaar korter, maar vaak zijn mensen niet voorbereid op hun ontslag: in veel families is opvang niet evident, is de verdere zorg nog niet gepland… Daarom bieden wij een tussenoplossing aan. Mensen die na een ziekenhuisopname – al dat niet acuut – moeten herstellen van bijvoorbeeld een val of operatie, maar nog niet naar huis kunnen, kunnen bij ons terecht. Ons doel is oriëntatie naar de thuissituatie. Zo vormen we de brug tussen het ziekenhuis en thuis. Hier krijgen ze als het ware een pauze om hun leven te (re)organiseren naar hun thuissituatie. Zowel fysiek als mentaal is dat heel belangrijk. Cliënten kunnen hier 60 dagen verblijven, eenmaal verlengbaar met 30 dagen. Maar de lengte van hun verblijf hangt uiteraard af van hun unieke situatie. 

95% van onze cliënten gaat opnieuw naar huis. Als dat toch niet haalbaar blijkt, dan zoeken we met alle partijen een oplossing: de cliënt in de eerste plaats, zijn mantelzorger, de huisarts, de thuiszorgdiensten… Soms verhuizen mensen naar een assistentiewoning, een woonzorgcentrum of naar hun kinderen, maar dan hebben ze tenminste tijd gekregen om daaraan te wennen in plaats van die beslissing na drie dagen ziekenhuisopname te moeten verwerken. Het gevoel van ‘ik merk dat het niet lukt’ geeft ruimte. Het gebeurt ook dat ze nadien naar het revalidatiecentrum gaan om daar verder te revalideren. 

Ieder verhaal is uniek en vraagt een specifieke omkadering. Dat is meteen het grootste verschil met kortverblijf, dat bedoeld is om de mantelzorger even te ontlasten. Hier staan het veranderingsproces en de oriëntatie naar thuis centraal. Vanuit kortverblijf stromen mensen vaker door naar het woonzorgcentrum, terwijl ons herstelverblijf daarvoor geen toegangspoort is.”

Joeri Fabry en Isabelle Picard: "Sinds 2013 lobbyen we voor een degelijke financiering, maar we lopen steeds tegen dezelfde muur aan. Nochtans hebben we onze rol in de maatschappij bewezen.”

Multidisciplinaire aanpak

“Doorheen de jaren is de aanvraag tot opname veranderd van een cliënteel met een gemiddelde leeftijd van 88 jaar met vooral een orthopedische problematiek naar een jonger publiek met een gemiddelde leeftijd van 74 jaar met een zeer diverse zorgvraag: van een banale heelkundige ingreep tot een amputatie tot een verblijf tijdens een oncologische behandeling… 

In de eerste plaats moeten cliënten herstellen en trekken we de verpleegkundige zorg en therapie uit het ziekenhuis door. Vervolgens concentreren we ons op de thuissituatie: welke zorg is er nodig, wat moeten we doen om een veilige thuis te creëren? Onze grootste troef is ons multidisciplinair team, met onder andere een kinesist, ergotherapeut, psycholoog… Cliënten krijgen oefeningen in functie van hun thuissituatie. Iemand die na een val van een heupfractuur herstelt en thuis veel trappen moet nemen, zal hier vooral oefeningen krijgen zodat hij die trappen op en af kan. Oefenen in een open ruimte in een voorziening is één ding, maar als er vijf tapijten in je woning liggen, vraagt dat een andere aanpak. Onze ergotherapeut bekijkt of en welke hulpmiddelen nodig zijn; mensen weten immers niet wat er bestaat. Ze testen samen een kruk of rollator uit, en oefenen meteen met hun eigen materiaal zodat ze dat gewoon worden. Indien nodig gaan we op huisbezoek en geven we advies voor aanpassingen. 

We focussen op zelfredzaamheid. Hier speelt onze psycholoog een grote rol, want je mag het mentale luik niet onderschatten. Als mensen een stukje van hun zelfstandigheid moeten afgeven of als ze lichamelijk veranderen, dan ondergaan ze een rouwproces. Niet iedereen keert na een val of behandeling op dezelfde manier terug naar huis. Dat moeten ze verwerken. Iemand die een amputatie van de vingers heeft ondergaan, leert hier om zelf een boterham te smeren, zodat hij voor zoiets geen hulp moet inschakelen. Als je gevoel van zelfstandigheid wegvalt, dreig je immers weg te kwijnen.” 

Rol voor de mantelzorger 

“De mantelzorger is cruciaal. Hij neemt het over als wij er niet zijn. We betrekken hem dan ook in onze therapie. Zo leren we hem verzorgingstechnieken aan bij iemand met een stoma. We hebben tweepersoonskamers, zodat ook de mantelzorger hier kan verblijven. Een koppel dat 60 jaar getrouwd is, haal je niet zomaar twee maanden uiteen. Het omgekeerde gebeurt ook, als de mantelzorger ziek wordt of van een operatie moet herstellen, dan kunnen ze allebei bij ons terecht. Wij ontfermen ons over de persoon, de mantelzorger kan rustig genezen zonder zich druk te maken en de zorgketen wordt niet onderbroken.” 

Samenwerken groot en klein

“In het begin werkten we vooral samen met het Hasseltse Jessa Ziekenhuis, ondertussen met ziekenhuizen over heel Vlaanderen. Onze werking is gekend. De eerste jaren hebben we ons gericht naar ziekenhuizen, zodat de instroom quasi volledig via hen gebeurde. Nu verbreden we ons netwerk waardoor ook huisartsen doorverwijzen. En sinds Covid nemen mensen zelf contact op. Ongeveer 10% komt rechtstreeks bij ons terecht. 

“In het ziekenhuis worden de ligdagen almaar korter, maar vaak zijn mensen niet voorbereid op hun ontslag” 

Zelf kloppen we aan bij verschillende organisaties, al zijn dat zeker niet altijd de grote partners. Inschrijven voor de plaatselijke vrouwenclub, vervoer regelen naar het dagverzorgingscentrum, meedoen met de kaartclub op café, een wekelijkse koffiebabbel met een buurvrouw… ook zulke zaken regelen we in functie van wat mensen thuis nodig hebben. Dat soort kleine aanpassingen zijn vaak heel waardevol.” 

Maak het werkbaar

“Een centrum voor herstelverblijf is een erkende voorziening in het Vlaams woonzorgdecreet, maar krijgt in dat kader geen subsidies. Het wordt enkel gefinancierd door dagprijs en RIZIV-nomenclatuur. Cliënten betalen een dagprijs van ca. 62 euro, eventueel met tussenkomst door hun mutualiteit. Omdat Salvator een financieel gezonde organisatie is, kunnen we investeren, maar deze situatie kan niet blijven duren. Sinds 2013 lobbyen we voor een degelijke financiering, maar we lopen steeds tegen dezelfde muur aan. Nochtans hebben we onze rol in de maatschappij bewezen. Door de verkorte ligduur is deze zorgvorm nodig. Tijdens Covid waren we buffercapaciteit voor de ziekenhuizen, hebben we samengewerkt met het Agentschap Opgroeien zodat jongvolwassenen uit positief geteste gezinnen hier in quarantaine konden en hebben we asielcentra bij een uitbraak geholpen. In het verleden hebben we ook al opvang geboden aan daklozen of bij familiale crisissituaties. Toch blijft onze vraag in dovemansoren vallen. 

In het andere knelpunt, de bescherming van onze naam, komt binnenkort wel verandering. Nu bestaan er zo’n 1500 vergunde woongelegenheden, waarvan er 500 erkend en in uitbating zijn. Het nieuwe woonzorgdecreet bepaalt dat tegen 2023 de aangemelde en niet erkende woongelegenheden moeten verdwijnen. We moeten aan heel wat erkenningsnormen en -voorwaarden voldoen, we krijgen inspectie over de vloer en hebben aangetoond dat we erbij horen. Daarom vragen we: maak het werkbaar, want we verdienen onze plek in het zorglandschap.”

 

TEKST: MIEKE VASSEUR • BEELD: JONATHAN RAMAEL

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.