03/02/2020
Zorgbeleid Woonzorg

Onderzoek om de levenskwaliteit van kwetsbare mensen te verhogen

INTERVIEW MET CHANTAL VAN AUDENHOVE OVER 30 JAAR LUCAS

ONDERZOEK OM DE LEVENSKWALITEIT VAN KWETSBARE MENSEN TE VERHOGEN

Februari 2020
Wie is Chantal Van Audenhove?
  • Doctor in de psychologie en hoogleraar aan het Departement Maatschappelijke Gezondheidszorg KU Leuven.
  • Sinds 1996 directeur van LUCAS. Onderzoek in een vijftal domeinen: integrale zorg, zorg voor ouderen (met dementie), geestelijke gezondheidszorg, communicatie in de zorgrelatie en welzijn, armoede en sociale uitsluiting.
  • Sinds 2007 promotor-coördinator van het Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin, een interuniversitair consortium dat in opdracht van de Vlaamse overheid een meerjarenprogramma en ad hoc beleidsgericht onderzoek uitvoert.
  • Voorzitter van het Vlaams Welzijnsverbond (sinds 2019) en van Familiehulp (sinds 2018).

LUCAS – het centrum voor zorgonderzoek en consultancy van de KU Leuven – bestaat 30 jaar. Het vierde dat op 12 december met een academische zitting. Wij gingen even langs bij professor Chantal Van Audenhove die al sinds 1992 aan LUCAS verbonden is en de organisatie sinds 1996 leidt.

Met welk gevoel kijkt u terug op 30 jaar LUCAS?
“Met een groot gevoel van tevredenheid. Op onze website staat een overzicht van onze realisaties en ik sta er zelf van te kijken hoe uitgebreid die lijst intussen is. Ik ben fier op de processen achter die rea­lisaties, op de samenwerkingen. LUCAS heeft nauwelijks structurele financiering, wat betekent dat het telkens opnieuw een uitdaging is om partners en middelen te vinden en om de nodige continuïteit te voorzien. We zijn altijd afhankelijk van externe opdrachtgevers en beleidskeuzes. Toch zijn we niet bang van grote ambities. Zo hebben we al heel wat onderzoek verricht naar mensen met dementie, terwijl we hiervoor eigenlijk geen middelen hadden. Maar gezien de relevantie en de link met de vermaatschappelijking van de zorg, mantelzorg enz. hebben we hierin toch geïnvesteerd. Dan gebeurt het weleens dat we een onderzoek tijdelijk moeten onderbreken, omdat de middelen op zijn.

Ik ben ook trots op onze staf met drie professoren – Koen Hermans, Anja Declercq en ikzelf – en de sterke kern van senior onderzoekers die we in ons midden hebben. We hebben al een hele tijd de silo’s verlaten. We denken niet in termen van ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg of jeugdzorg, maar opteren voor een integrale benadering van zorg en ondersteuning, met thema’s die voor alle sectoren relevant zijn. Tegelijk zijn we erin geslaagd om internationaal goede samenwerkingsverbanden uit te werken en hebben we vele peer reviewed publicaties kunnen neerzetten.”

Welke boodschap wou u meegeven op de viering van 30 jaar LUCAS?
“Dat onze missie en visie, die we 10 jaar geleden geherformuleerd hebben, nog altijd actueel is. LUCAS draagt bij aan meer kwaliteit van leven van kwetsbare mensen. We doen dat door onderzoek, vorming en dienstverlening en door diverse perspectieven te verbinden, altijd met oog voor de gebruikers, de ervaringsdeskundigen, de mantelzorgers en de professionele zorgverleners. Sinds 1996 realiseren we onze missie ook op internationale fora. We zijn geen exclusief Vlaams onderzoekscentrum. We focussen op een specifieke discipline van de wetenschap: het implementatie­onderzoek. Hoe kan wetenschappelijke kennis in de praktijk en in het beleid landen? Dat is onze kernvraag. We onderzoeken bijvoorbeeld de haalbaarheid van een methodiek of welke factoren een bepaalde innovatie belemmeren of bevorderen. We gaan ook na of good practices in de praktijk effectief goed werken; bij een wasmachine mag je er vanuit gaan dat ze overal goed werkt, voor de zorgpraktijk geldt dat niet. In ons land gaan weinig middelen naar dat soort wetenschappelijk onderzoek. We moeten hierin meer investeren, juist omwille van de grote relevantie.”

Geeft u eens enkele concrete voorbeelden van dergelijke onderzoek.
“Vorig jaar hebben we de ‘Kindreflex’ ontwikkeld. Dat is een eenvoudige tool die hulpverleners helpt om alert te zijn en de juiste vragen te stellen bij ouders met geestelijke gezondheidsproblemen. Vaak komen de kinderen in eerste instantie niet in beeld, terwijl de ervaring leert dat dat wel nodig is. Hebben de ouders ondersteuning nodig in hun ouderrol? Zo ja, hoe? En nog belangrijker: lopen de kinderen op een of andere manier gevaar? Denk aan een ouder met een verslavingsproblematiek of een psychotische kwetsbaarheid. De Kindreflex is zeer warm onthaald door de hulpverleners, ook omdat hij niet stigmatiserend is en veel leed kan voorkomen.

Een ander voorbeeld is de richtlijn voor fixatiearme zorg in de geestelijke gezondheidszorg, waaraan we nu werken. Af en toe gebeurt er een incident, dat dan breed uitgesmeerd wordt in de pers, maar uiteindelijk is dat maar het topje van de ijsberg. Het loont de moeite om hier eens dieper over na te denken en praktische richtlijnen uit te werken. Dat lukt alleen met alle betrokkenen aan tafel: de gebruikers, de professionele hulpverleners die vaak zelf een ongemakkelijk gevoel hebben bij fixatie, de managers die rekening moeten houden met juridische implicaties, en de overheden die het beleid uitstippelen. Je hebt al die partners nodig om iets te veranderen. Het onderzoek gebeurt transdisciplinair: we moeten het samen doen, wat meer inhoudt dan louter de optelsom van wat we apart doen.

Ook in het Steunpunt Welzijn, Volks­gezondheid en Gezin (Steunpunt WVG), een samenwerkingsverband van KU Leuven, Universiteit Gent, Vrije Universiteit Brussel, Universiteit Antwerpen, UHasselt, Thomas More, HoGent, Arteveldehogeschool en UCLL, werken we samen in functie van de vragen en halen we de vereiste competenties binnen. Op die manier hebben we in 2018 bijvoorbeeld de eerste Sociaalwerkconferentie samen georganiseerd.”

Een doelstelling van LUCAS is om de overheid wetenschappelijke input te geven om het beleid op af te stemmen. Gebeurt dat voldoende? Heeft uw onderzoek impact op het beleid?
“Ja, al vind ik dat het traag gaat. Neem de vermaatschappelijking van de zorg. We weten hoe we het moeten organiseren, maar het gaat veel te traag. Onze aanbevelingen van 15 of 20 jaar geleden gelden nog altijd. We staan niet zo ver als had gekund. Hoofdoorzaak nummer één hiervan is de versnippering van het beleid. Toch houdt het beleid wel degelijk rekening met ons onderzoek. Het Steunpunt WVG trekt volop de kaart van onderzoek als basis voor langetermijnbeleid voor een integrale zorg en ondersteuning. Zo zetten we begin februari een internationaal BelRAI-congres op poten. In andere landen beginnen de sectoren vaak van nul, wat in dit geval een voordeel is. Bij ons heeft elke sector al zijn tools. Toch kiest het beleid om naar één centraal instrument toe te werken en dat is een goede keuze.”

“Hoe kan wetenschappelijke kennis in de praktijk en in het beleid landen? Dat is onze kernvraag.”

Maar alweer: het duurt zo ontzettend lang om dat te realiseren?
“Dat is zo. De eerste voorstelling van de BelRAI vond plaats in 1995. Vandaag is de ouderenzorg er klaar voor. De geestelijke gezondheidszorg aarzelt nog. De ziekenhuizen staan niet te springen. De BelRAI heeft wel het voordeel dat hij modulair ingevoerd kan worden. Maar om terug te komen op onze impact: we ondersteunen het beleid op heel wat punten. Zo proberen we helderheid te krijgen in de uitbouw van de Vlaamse Sociale Bescherming. Soms duurt het wat lang voor we resultaat zien van ons onderzoek, maar we hebben geduld. Dat is een probleem in elk land waar al veel bestaat: oude gewoontes en tradities loslaten is niet gemakkelijk.”

Wat zijn andere actuele domeinen?
“Algemeen merken we een groeiend streven naar transparantie en duidelijke financiële stromen. We onderzoeken waar de grootste noden liggen en waar we het grootste verschil kunnen maken. Zo hebben we meer aandacht voor de eerste lijn en haar rol in de vermaatschappelijking. In de financiering staat de eerste lijn minder stevig, maar als we willen focussen op chronische ziekten en vroegdetectie, dan moeten we de eerste lijn sowieso versterken. Vraag is ook hoe we mensen zo goed mogelijk voor zichzelf kunnen laten zorgen. Gezonde voeding, voldoende buiten komen, maar ook e-tools kunnen een verschil maken. Hoe kunnen we vereenzaming tegengaan en buurtzorg organiseren? Ook hier kan enkel een transdisciplinaire aanpak resultaat geven. Om vereenzaming tegen te gaan, moeten we trachten om meer ontmoetingen te stimuleren en dus hebben experten ruimtelijke ordening een relevante inbreng. In de jaren 1990 hebben we een studie gedaan naar kleinschalig genormaliseerd wonen voor mensen met dementie. De principes uit die studie zijn intussen verworven. De impact is er dus wel degelijk.”

U wees op de beperkte middelen voor onder­zoek. Hoe slaagt LUCAS erin om toch altijd weer de nodige middelen bijeen te harken?
“Dat lukt helaas niet altijd. Het is moeilijk om middelen voor fundamenteel onderzoek binnen te halen. Toch slagen we er geregeld in om doctoraten te begeleiden. Verder zijn er kortdurende opdrachten van overheden rond een specifieke beleidsvraag. Meer uitzonderlijk zijn de langdurige trajecten, zoals we nu twee keer vier jaar een medewerker kunnen laten werken rond vroegtijdige zorgplanning in de woonzorgcentra. Op 31 januari stellen we trouwens de publicatie ‘Vroegtijdige zorgplanning in woonzorgcentra. Kiezen in overleg’ voor en we organiseren opleidingen Shared Decision Making (SDM) om de overgang van oudere mensen met dementie van de thuissituatie naar het woonzorgcentrum vlot te laten verlopen. De opleidingen SDM voor professionals hadden aanvankelijk niet het gewenste resultaat. Hulpverleners snapten het wel, maar ze pasten het niet toe. Na verder onderzoek hebben we drie bijkomende maatregelen genomen. Ten eerste hebben we mantelzorgers geleerd om vragen te stellen, bijvoorbeeld: wat gebeurt er als we de medicatie stopzetten, welke opties zijn er? Ten tweede raden we aan om op teamvergaderingen niet alleen advies te formuleren, maar expliciet verschillende opties aan bod te laten komen. Ten derde is het de taak van het management om dit te bewaken vanuit de visie. Na deze bijsturing zien we dat de resultaten veel beter zijn. De gesprekken SDM verlopen nu evidence based rond twaalf thema’s. De publicatie biedt alle materiaal en achtergrond en kan dienen als documentatie voor een programma train-the-trainer. Het Vlaams ImpulsNetwerk voor Dementie-onderzoek heeft dit onderzoek gefinancierd.

“Ik ben ontgoocheld over de besparingen. We weten dat de zorgnoden toenemen en dat het belangrijk is dat er vanuit een sterke visie gezocht wordt naar nieuwe oplossingen die duurzaam zijn.”

Zonder zulke samenwerkingen kan LUCAS weinig realiseren, ondanks de grote relevantie. Nog een voorbeeld is het onder­zoek naar nachtrust bij mensen met dementie. Een van de factoren waarom mensen naar het woonzorgcentrum verhuizen, is dat ze dag en nacht door elkaar halen. Als dat gebeurt, staan mantelzorgers voor een onmogelijke opdracht, wat vaak leidt tot een plotse opname in het woonzorgcentrum, wat nooit ideaal is. We hebben daarom een tool ontwikkeld om de nachtrust van mensen in kaart te brengen, meer in het bijzonder de uitlokkende factoren van een gestoorde nachtrust en wat we eraan kunnen doen. Observaties in tien woonzorgcentra leren ons dat verschillende factoren meespelen: licht in de gang, gepraat op de gang, te vroeg naar bed of zelfs een gordijn waarin iemand met dementie een figuur zag die angst aanjoeg… Al die factoren zijn op te lossen. We zoeken nu budget voor verder onderzoek: ‘hoe kunnen nachtmedewerkers bijdragen aan een betere nachtrust, er rekening mee houdend dat die medewerkers er dikwijls alleen voor staan?’

Het lijken kleine dingen, maar ze betekenen een enorm verschil voor veel mensen. Niet alleen bij ons, maar ook Europees is het een thema dat leeft. Begin december was er nog een rondetafel hierover in het Europees Parlement – ‘Tackling Insomnia in Alzheimer’s Disease: A Wake Up Call’ – waaraan we meewerkten. De deel­nemende artsen vonden het geweldig wat we al gerealiseerd hadden. En toch blijft het moeilijk om hier middelen voor te vinden.”

Ook in de geestelijke gezondheidszorg heeft LUCAS mee de veranderingen op de sporen gezet.
“De vermaatschappelijking, het herstel­gericht werken… Het zijn allemaal thema’s waarop we gewerkt hebben. Het is mooi dat voorzieningen die soms minder goed scoren op een evaluatie van LUCAS zelf het initiatief nemen om bij hun collega’s aan te kloppen en te leren van elkaar. Ik vind het prachtig als een sector dat zelf opneemt. Wat niet betekent dat alles meteen in orde is. Ik zie ook nog veel windowdressing. Maar goed, het herstelgericht werken, participatie, cliëntgerichtheid… in de hoofden zijn die concepten ondertussen verworven.”

Hoe verklaart u het succes van de relatief snelle omschakeling in de geestelijke gezondheidszorg?
“Hierin spelen veel factoren mee. Onze samenleving verandert, alle informatie is toegankelijk voor iedereen, de scholingsgraad is gestegen, de babyboomers hebben totaal andere verwachtingen dan de vorige cohorte ouderen… En vergeet niet de impact van het Vlaams Patiëntenplatform op alle niveaus: in de zorgrelatie, in de organisaties, in het beleid en in het onderzoek en onderwijs. Toch kunnen we nog een tandje bijsteken. We lopen nog achter op Nederland op het vlak van peer support.”

Vlaams minister Wouter Beke heeft in zijn eerste maanden veel kritiek gekregen, ook uit de zorg- en welzijnssector. Hoe kijkt u daarnaar?
“Met grote ongerustheid. Ik ben ontgoocheld over de besparingen, ook als voorzitter van het Vlaams Welzijnsverbond. We weten dat de zorgnoden toenemen en dat het belangrijk is dat er vanuit een sterke visie gezocht wordt naar nieuwe oplossingen die duurzaam zijn. Misschien kunnen we hier en daar de beschikbare middelen beter inzetten. Bijvoorbeeld door een sterkere intersectorale samenwerking of door een sterkere gezondheidspromotie en preventie. En we kunnen ook de eerste lijn sterker uitbouwen. In de geestelijke gezondheidszorg is er veel ten goede veranderd, maar we behoren nog altijd tot de wereldtop wat betreft het aantal residentiële bedden. Dat is niet meer te verantwoorden. We moeten de vermaatschappelijkingsbeweging voortzetten met goede oplossingen die ook op lange termijn haalbaar zijn. Daarnaast gebeurt er vandaag al heel wat op het vlak van zelfzorg en wederzijdse zorg. Hoeveel 80-plussers zijn er niet die zorg dragen voor hun partner? Of voor een kind met een handicap? Zien we dat genoeg? Valoriseren we dat genoeg? En dan bedoel ik niet dat we die mensen moeten betalen, wel dat we ze moeten ondersteunen en erkennen. Maar het blijft een feit dat de besparingen in de welzijnssectoren zeer ingrijpend zijn en dat het probleem met het beter inzetten van de middelen niet kan opgelost worden. Ik hoop dat het beleid vanuit een sterke visie verder zal bouwen op de lijnen die in de vorige legislatuur uitgezet zijn. Anders zie ik de onvrede in het werkveld alleen nog toenemen.”

Is er nog een specifiek onderzoek dat u heel graag met LUCAS wil realiseren?
“Ik zou al tevreden zijn als we de middelen vonden om ons onderzoek naar nachtrust bij mensen met dementie voort te zetten. Begin dit jaar zijn we ook een vierjarig onderzoek ‘Mind-up’ gestart over de preventie van burn-out, suïcide, depressie en stigmatisering in KMO’s, de bouwsector, de zorg en de ICT. Het is een internationale studie met 17 landen. Dat is belangrijk onder­zoek, dat we op termijn ook zullen kunnen vertalen naar campagnes op maat.”

Chantal Van Audenhove, Aline Sevenants, Walter Rombouts en Patrick Laevens (2020). ‘Vroegtijdige zorgplanning in woonzorgcentra. Kiezen in overleg.’ Uitgeverij Politeia.

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: JAN LOCUS

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.