26/04/2017
Geestelijke gezondheidszorg

Durf te investeren met een langetermijnperspectief

18 april 2017

INTERVIEW MET PROF. INEZ MYIN-GERMEYS

DURF TE INVESTEREN MET EEN LANGETERMIJNPERSPECTIEF

Prof. Inez Myin-Germeys is een autoriteit op het gebied van de ecologische of de contextuele psychiatrie. In het Centrum voor Contextuele Psychiatrie van de KU Leuven verricht ze in samenwerking met psychiatrische ziekenhuizen wetenschappelijk onderzoek. Op een evidence based manier wil ze patiënten empoweren zodat ze zelf aan de slag gaan met hun problematiek. “We laten de patiënt zichzelf in kaart brengen, zodat hij zich bewust wordt van bepaalde patronen. En die bewustwording kan leiden tot duurzame gedragsverandering.”

Inez Myin-Germeys doctoreerde aan de Universiteit Maastricht, deed er 20 jaar wetenschappelijk onderzoek en leidde er de onderzoeksgroep Mental Health. Twee jaar geleden kwam ze naar Vlaanderen terug als hoogleraar psychiatrie aan de KU Leuven. Dankzij een FWO Odysseus beurs richtte ze er het Centrum voor Contextuele Psychiatrie op. Ze volgt het maatschappelijk debat over de psychiatrie in Vlaanderen van de jongste maanden met grote belangstelling en heeft er een wat dubbel gevoel bij.

“Bewustmaking leidt tot duurzame verandering.”

“Natuurlijk is er nood aan vernieuwing en aan meer evidence based handelen. Ik begrijp de ontevredenheid die heerst. Tegelijk zie ik een grote dynamiek in de psychiatrie. Er gebeurt heel veel op het terrein. Ik zie een grote openheid in het werkveld en de wil om het beter te doen. Dat wordt soms wat uit het oog verloren. Een belangrijk aspect is de geleidelijke verschuiving naar een psychiatrie die elk crisismoment van mensen als een leermoment ziet. Het labellen van mensen krijgt minder nadruk. Dat is goed, want een label werkt vaak als een selffulfilling prophecy. Denk aan het recente debat over dyslexie. Iemand met dat etiket gaat als vanzelf minder goed lezen, de verwachtingen dalen en zo kom je in een spiraal van selffulfilling prophecy. Hetzelfde gebeurt in de psychiatrie. Een diagnose is een label en vaak ook een gemakkelijkheidsoplossing. Zowel voor wie het label geeft als voor wie het krijgt. Een label geeft houvast, maar is soms nefast. Dat moeten we veranderen. En dat gebeurt met de herstelgerichte beweging. We moeten mensen meer eigenaar laten zijn van hun eigen probleem. Ze moeten er zelf mee aan de slag, zonder de luxe van een ‘label’. Daar ligt een deel van de oplossing voor de huidige ontevredenheid over de psychiatrie.”

TE WEINIG ONDERZOEK

Er was in de pers ook kritiek op het gebrek aan evidence based praktijk in de psychiatrie. Je moet als patiënt een dosis geluk hebben om op de juiste plaats terecht te komen, luidde het. “Helaas klopt dat soms, maar niet altijd”, zegt prof. Inez Myin-Germeys. “Dat alles via trial-and-error zou verlopen, moeten we tegelijk nuanceren en begrijpen. Elke mens is anders. Voor een probleem zijn vaak verschillende oplossingen mogelijk. In de acute geneeskunde is dat overigens ook vaak zo. En soms moet je inderdaad verschillende dingen uitproberen om te zien wat bij die persoon het beste werkt. Dat zal altijd zo blijven. Alleen moet datgene wat je probeert, wel degelijk evidence based zijn. Heel dikwijls is dat het geval, maar niet altijd. De basiskwaliteit is niet overal gegarandeerd.”

“De psychiatrie is te weinig geacademiseerd en te veel verbrokkeld. Er gebeurt te weinig onderzoek. Psychiatrie is te lang ondergefinancierd geweest. Dat is nu gelukkig aan het veranderen. Kijk bijvoorbeeld naar de Odysseus beurs van FWO voor mijn onderzoek. Die beurs was uiteraard goed nieuws voor mij persoonlijk, maar ook voor de hele sector. We hebben meer middelen voor onderzoek nodig, zodat we overal meer evidence based psychiatrie kunnen installeren. De grote uitdaging is om dat interdisciplinair te doen, met alle betrokkenen op alle lijnen. Maar waar vinden die professionals elkaar vandaag? Waar komen al die disciplines samen om kennis te delen en onderzoek te doen? Hiervoor zouden we een kenniscentrum moeten oprichten met alle relevante partners. Dat kenniscentrum kan dan richtlijnen ontwerpen voor basis­kwaliteit in de psychiatrie.”

inez myin
TRANSPARANTIE

“Let wel, ik pleit niet voor uniformiteit. Dat zou een verarming van het aanbod betekenen. Er zullen altijd verschillende manieren van aanpak blijven bestaan, en dat is goed. Maar elke aanpak moet wel aan de basiskwaliteit voldoen. Elke aanpak moet geïndividualiseerd, herstelgericht én evidence based zijn. In een voorziening kunnen verschillende aanpakken bestaan. Elke voorziening kan een palet aan mogelijkheden aanbieden. Transparante communicatie daarover en over de visie en de manier van werken is noodzakelijk. Zo kunnen patiënten en verwijzers op zoek gaan naar wat hen in dat concrete, individuele geval het beste lijkt. Elke patiënt heeft zijn persoonlijke voorkeur en die mag zeker ook meespelen. Laat ons daar niet te paternalistisch in zijn. Maar je kunt mensen alleen maar laten kiezen als ze goede informatie hebben.”

“De huisartsen spelen trouwens ook een belangrijke rol. Zij zijn vaak de eerste schakel in een behandeling. Het is lastig om iedereen mee te krijgen in de noodzakelijke vernieuwingen. Dikwijls is al veel medicatie in het spel nog voor de patiënt in een gespecialiseerde setting terechtkomt. De toegang tot de gespecialiseerde hulpverlening moet laagdrempeliger. Hier en daar zie ik mooie initiatieven, zoals VDIP (Vroege Detectie en Interventie bij Psychose). Maar dat gaat om projecten. Wat met de langere termijn? Kunnen we dit structureel maken? En hoe gaan we dat dan integreren in het geheel? Dat zijn de vragen die ertoe doen.”

LANGETERMIJNPERSPECTIEF

“Af en toe wordt verwezen naar de Scandinavische landen als lichtend voorbeeld. Je kunt geen appelen met citroenen vergelijken, maar doorslaggevend lijkt me het langetermijnperspectief dat daar de bovenhand heeft. Dat is wat wij moeten doen: vandaag investeren om morgen de vruchten te plukken. Hoe vroeger we mensen met een geestelijk gezondheidsprobleem kunnen detecteren en hoe vroeger we de juiste psychotherapie kunnen aanbieden, hoe beter. Met een goede omkadering kunnen we ervoor zorgen dat een pril probleem niet traumatisch wordt. We moeten werken aan de persoonlijke groei van elke cliënt, zodat herval minder vaak voorkomt en minder langdurig is. Onderschat de economische impact hiervan niet! Maar het blijft een moeilijk debat in ons land: investeren in de korte termijn om te oogsten op de lange termijn. Komt daarbij dat het probleem over diverse beleidsdomeinen heen moet worden aangepakt. Dat maakt het er niet gemakkelijker op, maar het is echt wel de investering waard.”

In Maastricht stond prof. Inez Myin-Germeys bekend als de eerste hoog­leraar in de “ecologische psychiatrie”. Vandaag spreekt ze liever van “contextuele psychiatrie”.
“De term ‘ecologische psychiatrie’ riep bij veel mensen het beeld op als zou ik patiënten bomen laten knuffelen. Niet dus! Daarom leek de naam ‘contextuele psychiatrie’ een betere keuze. Het centrale idee is dat wie ervaringen wil begrijpen, moet snappen hoe ze ontstaan. In welke context kan je een ervaring plaatsen en wat is de interactie tussen de persoon en zijn omgeving?”

“De sleutel ligt in het begrijpen van ervaringen in hun context”

“De contextuele psychiatrie is een alternatief voor de biologisch psychiatrie die de jongste decennia hoogtij vierde en die veel verwachtte van het hersenonderzoek. Nu kunnen we vandaag wel beter dan vroeger de hersengebieden aanduiden waar iets gebeurt, maar daarmee is de individuele patiënt niet veel geholpen. Om de pa­tiënt te helpen, moeten we kijken hoe een probleem ontstaan is in de context, in het dagelijkse leven. De beste manier om dat te onderzoeken, is de mensen zichzelf in kaart laten brengen. Aanvankelijk gebruikten we hiervoor een dagboekje, vandaag hebben we een app. De bedoeling is dat patiënten een aantal keer per dag op een willekeurig tijdstip zichzelf in kaart brengen: wat ben ik aan het doen, waar ben ik, in welk gezelschap bevind ik mij, hoe voel ik mij enzovoort. Op die manier krijg je na verloop van enkele weken een betrouwbaar beeld van de patiënt. Wanneer voelt hij zich goed en wanneer gaat het fout? In welk gezelschap functioneert hij het best? Welke activiteiten doen hem het meest deugd? Wat bezorgt hem stress? Die gegevens kunnen we onderzoeken, we kunnen verbanden leggen en alles klinisch vertalen. We brengen als het ware een meetinstrument in de klinische praktijk binnen.”

PATIËNT ACTIEF BETREKKEN

“Dat is trouwens ook een ideale manier om de patiënt actief te betrekken in de diagnostiek en het behandelproces. Hij krijgt een actieve rol, want hij brengt zichzelf in kaart. Vandaag is dat anders. De patiënt komt op bezoek bij de psychiater, die vraagt hoe de voorbije weken waren. Het antwoord daarop is per definitie rudimentair en gekleurd door het gevoel van de patiënt op dat moment. Met het dagboek of de app krijg je veel gedetailleerdere en betrouwbare informatie. Ook als je toevallig een slechte dag hebt als je de psychiater bezoekt, krijg je een genuanceerd beeld van de voorbije dagen en weken. Er worden processen en patronen duidelijk, waarvan mensen zich vaak helemaal niet bewust waren. Zo antwoorden veel mensen dat tv-kijken hen het meest ontspant. Maar als je dan de resultaten van het dagboek of de app bekijkt, blijkt dat zij zich beter ontspannen als ze actief zijn. Mensen kijken daarvan op. In Maastricht hebben we zo met mensen met een depressie gewerkt: we legden patronen bloot die berustten op hun eigen beleving, zonder richtlijnen te geven voor hun gedrag of met het vingertje te zwaaien. En wat blijkt? Na enkele weken gaan mensen op eigen initiatief hun gedrag veranderen. En die gedragsverandering blijft doorwerken. Bewustmaking leidt tot duurzame verandering.”

“De patiënt wordt zo de expert van zijn eigen ervaringen. Als behandelaar geef je het sein: ik heb jouw expertise nodig. De diagnostiek en de behandeling worden een waardevol dialectisch proces. De uitkomst kan soms verrassend of dubbelzinnig zijn. Zo is het mogelijk dat de symptomen op een bepaald moment verminderd zijn, maar dat de patiënt zich toch nog alleen voelt. Of dat de patiënt zich een stuk beter in zijn vel voelt, maar nog altijd stemmen hoort. Wat op dat moment telt, is wat voor de individuele patiënt belangrijk is. We gaan met andere woorden naar geïndividualiseerde zorg met een instrument dat fijnmazig meet wat het meeste effect teweegbrengt.”

“Een tweede stap in de vernieuwing wordt het aanbieden van de behandeling in het dagelijkse leven, bijvoorbeeld via een app als versterking van de therapie. Op dit ogenblik werken we in het Centrum voor Contextuele Psychiatrie aan een klinische trial met acceptance en commitment therapie. Kort gezegd gaat het erom dat een patiënt zich niet laat overspoelen door negatieve gevoelens of ervaringen, maar dat hij gefocust blijft op wat voor hem belangrijk is in zijn leven. In samenwerking met enkele ziekenhuizen laten we patiënten na elke therapiesessie drie dagen zichzelf met een app in kaart brengen. Elke dag krijgt de patiënt ook enkele oefeningen om bepaalde vaardigheden op te bouwen en om hem te empoweren, zodat hij zelf aan de slag gaat met zijn problematiek. We streven dus naar een slim gebruik van technologie om het therapeutisch proces te versterken. Dat biedt interessante kansen.”

“De samenwerking met psychiatrische ziekenhuizen voor wetenschappelijk onderzoek creëert een dynamiek bij ons en in de voorzieningen. We kunnen elkaar versterken en moeten nog meer aan kruisbevruchting doen”, bepleit prof. Myin-Germeys.

 

TEKST: FILIP DECRUYNAERE • BEELD: JAN LOCUS

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.