Leerstoel Public Mental Health
29/06/2022
Kwaliteit Zorgbeleid Bestuur Geestelijke gezondheidszorg

“Als het over geestelijke gezondheid gaat, mogen we niet langer blind varen”

Public Mental Health Monitor

“Als het over geestelijke gezondheid gaat, mogen we niet langer blind varen”

Als we willen dat de geestelijke gezondheidszorg beter aansluit bij de noden van de bevolking, is er dringend nood aan actuele wetenschappelijke data. Zorgnet-Icuro ondersteunt daarom de interuniversitaire leerstoel Public Mental Health Monitor, onder leiding van Ronny Bruffaerts (KU Leuven) en copromotoren Kris Van den Broeck (UAntwerpen), Gwendolyn Portzky (UGent) en Mark Leys (VUB).

Zorgnet-Icuro is al jaren overtuigd van de voordelen van ‘public mental health’, vertelt stafmedewerker geestelijke gezondheidszorg Gorik Kaesemans. “Binnen onze sector is al tien jaar lang een hervorming bezig, rond het befaamde artikel 107. De sleutel daarvan is vermaatschappelijking: we willen patiënten zoveel mogelijk in hun eigen context behandelen. Waar de geestelijke gezondheidszorg vroeger in instellingen plaatsvond, verschuift die nu voor een groot deel naar de bredere maatschappij. Dat brengt het belang van die maatschappij ook veel scherper in beeld: we weten intussen dat allerlei omstandigheden een impact kunnen hebben op het ontstaan en in stand houden van psychische problemen. Maar - en nu kom ik bij de kern van dit verhaal - we missen data om daar heel precies de vinger op te leggen. Als je vanuit een Public Mental Health-perspectief denkt, dan kijk je naar de noden van de hele bevolking en hoe je daar zo goed en efficiënt mogelijk kunt op inspelen. De zorg is nu grotendeels aanbodgestuurd, terwijl die vraaggestuurd moet worden. Bovendien moet er veel meer nadruk komen op preventie: net zoals het gezondheidseconomisch bekeken effectiever is om te investeren in tabakspreventie dan in de opleiding van extra oncologen, moeten we ook nog meer kiezen voor de preventie van depressie, angststoornissen, suïcide enz. Begrijp me niet verkeerd: we zullen altijd psychiatrische ziekenhuizen nodig hebben, maar het moet veel meer een én-én-verhaal worden. Hoe kun je ervoor zorgen dat er binnen je populatie zo weinig mogelijk psychische stoornissen ontstaan, en hoe kun je de mensen die toch in de problemen komen, zo goed mogelijk helpen?”

Ronny Bruffaerts
Ronny Bruffaerts: “Nu zijn we vooral afhankelijk van opinies, maar die zijn helaas vaak gedreven door mythes. Met correcte data kunnen we die doorprikken”

Public Mental Health gaat in de eerste plaats over kennis, vertelt Ronny Bruffaerts (KU Leuven), titularis van de nieuwe leerstoel. “We moeten weten hoe vaak psychische stoornissen voorkomen, wie extra kwetsbaar is, welke factoren een impact hebben… Die wetenschappelijke kennis vormt de basis voor behandeling én preventie. Nu wachten we tot patiënten een depressie ontwikkelen en zelf de stap zetten naar hulpverlening. Terwijl we die ontluikende depressies vaak al jaren hadden kunnen detecteren, op school of in de jeugdbeweging bijvoorbeeld. We moeten dus op zoek naar manieren om sneller in te grijpen. Maar om dat op een goede manier te doen, moeten we meten en monitoren. Niet op één moment, maar systematisch.”

Gorik Kaesemans: “Waar de geestelijke gezondheidszorg vroeger in instellingen plaatsvond, verschuift die nu voor een groot deel naar de bredere maatschappij”

Vreselijke verwarring

“Op een goede manier zorg aanbieden die overeenstemt met de noden, op een datagedreven manier”, zo vat Kris Van den Broeck (UAntwerpen), copromotor van de leerstoel, samen wat Public Mental Health voor hem betekent. Als we hem vragen wat er op dit moment verkeerd loopt in de geestelijke gezondheidszorg, volgt een diepe zucht. “Heb je een uurtje? (glimlacht) De geestelijke gezondheidszorg zoals die nu bestaat, is historisch gegroeid, zonder logisch kader. Ik stel het wat karikaturaal voor, maar heel vaak kwam het hierop neer: dokter x in klooster y had een bijzondere interesse in doelgroep z. Dus werd er een afdeling voor z opgericht, of daaraan nu behoefte was of niet. Elk psychiatrisch ziekenhuis in Vlaanderen heeft vandaag bijvoorbeeld een verslavingsafdeling: is dat nodig? Misschien wel, misschien niet. We weten het totaal niet. Bovendien wordt die huidige, historisch gegroeide situatie niet bijgestuurd, bij gebrek aan data. Daar moet dus dringend verandering in komen.”

Mark Leys
Mark Leys: “Als het over populaties gaat, varen we blind. Daardoor wordt nu te intuïtief gewerkt in de sector”

“We moeten inderdaad meer evidence-informed kunnen werken, om in te spelen op de noden, behoeften en verwachtingen van de hele populatie”, vult copromotor Mark Leys (VUB) aan. “In onze geestelijke gezondheidszorg wordt steevast gedacht in termen van individuele behoeftes. Als het over populaties gaat, varen we blind. Daardoor wordt nu te intuïtief gewerkt in deze sector. Bovendien is het belangrijk om voor de brede maatschappij een correcter verhaal te brengen over geestelijke gezondheid. In de media - en daardoor ook bij de bevolking - is er vreselijke verwarring ontstaan tussen mentaal (on)welbevinden en psychische stoornissen. Door de coronacrisis is de nood tot nuancering verscherpt. Heel wat mensen hebben geregeld een dipje, maar dat wil niet zeggen dat ze ook een stoornis hebben. Met goede data over prevalentie, incidentie, ernst en duur van stoornissen, verhoudingen tussen bevolkingsgroepen… kan je voorbij de anekdote en het buikgevoel gaan en echt gericht aan de slag gaan, op populatieniveau. Nu horen we te vaak slogans en opinies van experten, maar te weinig cijfers. Dat moet dringend veranderen.”

“Meten is weten”, vat copromotor Gwendolyn Portzky (UGent) het samen. “Geestelijke gezondheidszorg is veel te lang het kleine broertje van de somatische gezondheidszorg geweest. Gelukkig is er de laatste jaren steeds meer aandacht voor, maar nu hebben we ook nood aan actuele, betrouwbare cijfers en goede monitoring. Dat werd des te duidelijker tijdens de coronacrisis: we kregen constant data over covid, tot in de uiterste precisie. Maar terwijl iedereen zich ernstige zorgen maakte over de impact van de crisis en de lockdowns op mentale gezondheid en zeker ook suïcide, hadden we veel te weinig goede data om zinnige conclusies te trekken, laat staan tijdig in te grijpen.”

Unmet of overmet need?

Data, data, data: alle experts zijn het erover eens dat de geestelijke gezondheidszorg daar meer nood aan heeft. “En dan gaat het zeker niet uitsluitend over incidentie en prevalentie van psychische stoornissen”, zegt Bruffaerts. “Natuurlijk hebben we daarover actuele data nodig, maar het gaat veel breder. Als het over public mental health gaat, is het heel belangrijk om te kijken naar de unmet need, de met need en de overmet need. Te beginnen met het eerste: hoe komt het dat mensen met psychische problemen de stap naar hulp gemiddeld genomen zolang uitstellen? Hoelang wachten ze vandaag? Uit oud onderzoek weten we dat dat vroeger gemiddeld 12 jaar was. Is dat nog steeds het geval, of is het misschien zelfs erger geworden? Hoe groot is de groep mensen met psychische noden die op dit moment geen hulp krijgt? Over welke profielen en pathologieën gaat het dan vooral? En vooral: hoe kunnen we die uitsteltijd zoveel mogelijk inperken? Zijn er misschien innovatieve technieken om dat te doen? Daarvoor moeten we de situatie natuurlijk systematisch opvolgen en heel geregeld opnieuw meten.”

Ronny Bruffaerts: “Nu wachten we tot patiënten een depressie ontwikkelen en zelf de stap zetten naar hulpverlening. Terwijl we die ontluikende depressies vaak al jaren hadden kunnen detecteren”

Daarnaast heeft Bruffaerts veel onderzoeksvragen over patiënten die wél de stap naar hulp hebben gezet, de zogenaamde met need. Bij die groep moeten we onderzoeken of ze continuïteit van zorg krijgen, of hun behandeling werkt - iets wat tot op heden nog nooit systematisch is opgevolgd - en of ze tevreden zijn. Krijgen patiënten de kans om te participeren bij hun behandeling? Is er ruimte voor een herstelvisie?” En tot slot is er nog de overmet need, legt Bruffaerts uit. Dat is de groep die overbodige hulp krijgt. Mensen die in de geestelijke gezondheidszorg terechtkomen, hebben een hoge kans om meteen naar gespecialiseerde hulp door te stromen. Het aantal voorgeschreven antidepressiva is al erg hoog, dat weten we al lang. En we weten ook dat de profielen van patiënten in opname nogal verschillen tegenover andere landen. Door de juiste data te verzamelen, moeten we beter kunnen inschatten of de opnamecapaciteit efficiënt wordt ingezet: is het echt nodig dat mensen met een bepaalde aandoening opgenomen worden? We kampen met hoge wachtlijsten, zowel in de residentiële als ambulante zorg. De vraag is: kunnen we die deels inperken als zoveel mogelijk mensen de zorg krijgen waar zij, maar ook de maatschappij, het meeste baat bij hebben?”

Bredere plaatje

De Public Mental Health Monitor, die ingebed is in een driejarige leerstoel, zal mondjesmaat over al die facetten informatie blootleggen, vertelt Bruffaerts. “De laatste grote populatiestudie voor geestelijke gezondheid is al twintig jaar oud. We hebben dus dringend nood aan een monitor die systematisch, adequaat en op regelmatige momenten antwoorden biedt.” De komende drie jaar gaat de interuniversitaire leerstoel concreet aan de slag. “Er ligt heel wat werk op de plank”, glimlacht Bruffaerts. “Een eerste stap zal zijn om op basis van vragenlijsten het voorkomen van de verschillende pathologieën in te schatten op bevolkingsniveau. Dat lukt vrij goed met relatief korte online surveys. Die kunnen we vervolgens combineren met andere aspecten, zoals absenteïsme en presenteïsme op de werkvloer. Dat laatste is een onderschat probleem: heel wat mensen met een depressie blijven bijvoorbeeld werken, maar doen dat veel minder efficiënt. Door zulke processen in cijfers te gieten, kun je ook de maatschappelijke relevantie beklemtonen.”

Gorik Kaesemans
Gorik Kaesemans: “De zorg is nu grotendeels aanbodgestuurd, terwijl die vraaggestuurd moet worden. Bovendien moet er veel meer nadruk komen op preventie”

De komende drie jaar zullen er om de zes maanden verschillende metingen plaatsvinden. Dat is cross-sectioneel onderzoek: op een bepaald moment wordt een ‘foto’ gemaakt van de toestand van de geestelijke gezondheid in Vlaanderen. Door dat drie jaar lang te doen, krijg je ook een duidelijk beeld van bepaalde evoluties. Maar het wordt pas echt waardevol als we dat koppelen aan andere onderzoeken. Zo zullen we binnen de KU Leuven, los van deze leerstoel, opnieuw een nationale populatiestudie lanceren naar de geestelijke gezondheid. Die is longitudinaal: dezelfde groepen mensen worden verschillende keren bevraagd. Door al die data samen te leggen, krijg je zicht op het bredere plaatje. En daarnaast willen we ook met focusgroepen werken. Met populatie-onderzoek kun je namelijk niet alles blootleggen. Wat bijvoorbeeld met pathologieën die zeer weinig voorkomen, maar wel een grote impact hebben? Neem bijvoorbeeld patiënten met autisme: hoeveel dat er precies zijn, kun je heel moeilijk inschatten met vragenlijsten. We kunnen bogen op specifieke kwalitatieve en kwantitatieve expertise die we jaren geleden hebben vergaard bij een onderzoeksproject in Vlaams-Brabant over jongdementie. De methodologie die we daar hebben ontwikkeld, kunnen we nu gebruiken om bijvoorbeeld de prevalentie en zorgzwaarte van autisme op bevolkingsniveau proberen in te schatten.”

Uitdagingen

Het is haast ongezien dat aan deze leerstoel vier grote universiteiten meewerken. Elke professor brengt eigen onderzoeken en expertise mee, waardoor de Public Mental Health Monitor op allerlei manieren verrijkt kan worden. Zo is er het unieke verhaal van Van den Broeck, die drie jaar geleden aan de Universiteit Antwerpen een eigen leerstoel rond Public Mental Health uit de grond stampte. “Verschillende Antwerpse psychiatrische ziekenhuizen en PAAZ-afdelingen van algemene ziekenhuizen kwamen toen bij ons aankloppen. Zij beseften dat ze grotendeels blind aan het varen waren. De overheid vroeg hen om bepaalde bedden te sluiten, maar ze hadden totaal geen idee welke dat dan moesten zijn. Ze wilden heel graag accurate cijfers over geestelijke gezondheid in hun regio, dus hebben we die leerstoel opgericht. In twee Antwerpse eerstelijnszones hebben we al kwalitatief en kwantitatief onderzoek gedaan, met focusgroepen en een representatieve steekproef. We peilden naar het voorkomen van belangrijke psychische aandoeningen, zoals depressie, angst, middelengebruik en suïcidaliteit. Daarnaast onderzochten we onder meer of mensen hulp zochten en kregen, op welke drempels ze botsten enz.”

Kris Van den Broeck
Kris Van den Broeck: “De stakeholders zijn betrokken partij, op allerlei manieren. Zij zijn het die met onze data aan de slag zullen gaan en hopelijk hun aanbod zullen aanpassen op basis van de behoeften van de populatie”

Maar dat is nog niet alles. Van den Broeck: “het meest ambitieuze deel van onze leerstoel is de ontwikkeling van de nieuwe databank iPSYcare, wat staat voor Improved Psychiatric Care and Research. Daarin worden zorgdata uit verschillende databanken samengebracht, op een geanonimiseerde manier. Er worden namelijk vrij veel data over patiënten, diagnoses en behandelingen geregistreerd, maar vervolgens wordt daar weinig mee gedaan. De deelnemende ziekenhuizen sturen die nu door naar eHealth, die ze pseudonimiseert en aan ons bezorgt. Zo kunnen wij patiënten bijvoorbeeld volgen doorheen hun behandeltraject. Maar de mogelijkheden zijn eindeloos: als we op termijn ook gegevens over ambulante zorg krijgen, kunnen we nagaan of patiënten na hun ontslag uit het ziekenhuis - wanneer de kans op suïcide bijvoorbeeld kan toenemen - verder worden opgevolgd. Of we kunnen een zicht krijgen op zogenaamde ‘draaideurpatiënten’ en hun profielen. In Groot-Brittannië hebben ze een gelijkaardige databank die al verder staat, en daar hebben ze bijvoorbeeld ontdekt dat patiënten die een bepaald antipsychoticum slikten, vatbaarder waren voor covid. Door data aan elkaar te koppelen, kun je zoveel kennis vergaren! Maar goed: we moeten eerst leren stappen voor we beginnen te lopen. Tot dusver was het vooral een zoektocht, met heel wat financiële, juridische en ethische uitdagingen. Maar ik ben ervan overtuigd dat de nieuwe interuniversitaire leerstoel ook een heel waardevolle aanvulling kan worden op de onze.”

Kris Van den Broeck: “Dokter x in klooster y had een bijzondere interesse in doelgroep z. Dus werd er een afdeling voor z opgericht, of daar nu behoefte aan was of niet”

Suïcide-onderzoek

De expertise van Leys ligt dan weer eerder bij health policy en health services. “Ik volg al vanaf het begin de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg op, met specifieke aandacht voor netwerken en samenwerkingsverbanden. Mijn onderzoek focust op het vormgeven van die netwerken en het blootleggen van de drempels waarop ze stoten. En daarnaast ben ik erg begaan met toegankelijkheid van geestelijke gezondheidszorg. Want op dit moment botst een groot deel van de populatie op enorme barrières. Hoe houd je bijvoorbeeld rekening met een diverser wordende samenleving? Nu denken zorgaanbieders nog te reactief, in plaats van te kijken naar de populatie en hun noden. De netwerken moeten meer hun verantwoordelijkheid opnemen en bekijken hoe ze de zorg voor hun specifieke populatie het best organiseren met publieke middelen. Maar daar hebben ze natuurlijk ook goede ondersteuning voor nodig.”

Gwendolyn Portzky
Gwendolyn Portzky: “Terwijl iedereen zich ernstige zorgen maakte over de impact van de lockdowns op mentale gezondheid en zeker ook suïcide, hadden we veel te weinig goede data om zinnige conclusies te trekken”

Tot slot is er nog de laatste copromotor, Gwendolyn Portzky, die een autoriteit is op het vlak van suïcide-onderzoek. “Wij verzamelen al geruime tijd data over suïcide vanuit onze eenheid voor zelfmoordonderzoek. We registreren de suïcidepogingen die worden aangemeld via de spoedafdelingen van ongeveer 70% van de Vlaamse ziekenhuizen. Maar daarnaast blijft er natuurlijk veel suïcidaal gedrag onder de radar. Om over suïcidale gedachten nog te zwijgen. We hebben wel gegevens van de Sciensano-gezondheidsenquête, wat voor ons zeker een relevante bron is. Maar die wordt maar om de vier jaar afgenomen, terwijl het nodig is om veel korter op de bal te spelen. Bovendien hebben we nog specifiekere data nodig. Er is bijvoorbeeld een belangrijk verschil tussen mensen met een doodswens, die het niet erg zouden vinden als hen iets zou overkomen, en mensen met effectieve zelfmoordgedachten. En bij die laatste groep moet je ook nog een onderscheid maken tussen mensen met veeleer vage zelfmoordgedachten en mensen met concrete plannen. Daarvan hebben we nu absoluut geen goede data. Er is dus zeker nood aan meer gedifferentieerd onderzoek dat kort op de bal speelt, waardoor we hopelijk ook gerichter aan preventie zullen kunnen doen.”

Dashboard

Wat ook door alle betrokkenen wordt benadrukt, is het belang van een goede samenwerking met alle stakeholders. “Dit mag zeker geen interuniversitair consortium worden dat zuiver theoretisch werkt”, benadrukt Leys. “Het is de bedoeling dat er klankbordgroepen komen met stakeholders uit de sector, zodat zij vanuit de praktijk mee kunnen aftoetsen welke data bruikbaar en wenselijk zijn. Het moet echt een ‘LEER-stoel’ worden, waarbij we regelmatig de koppen bij elkaar steken om samen de grootste meerwaarde te creëren. We moeten trouwens ook samen leren omgaan met de verzamelde informatie.” Dat beaamt ook Van den Broeck. “De stakeholders zijn betrokken partij, op allerlei manieren. Zij zijn het die met onze data aan de slag zullen gaan en hopelijk hun aanbod zullen aanpassen op basis van de behoeften van de populatie.”

Gwendolyn Portzky: “Geestelijke gezondheidszorg is veel te lang het kleine broertje van de somatische gezondheidszorg geweest. Gelukkig is er de laatste jaren steeds meer aandacht voor”

De komende drie jaar zal er hard worden gewerkt om data te verzamelen. Het is de bedoeling dat uiteindelijk een soort dashboard ontstaat waarop die worden weergegeven. “Zo kun je heel visueel een beeld schetsen van de zorgnoden op een bepaald moment, en ook evoluties weergeven”, legt Bruffaerts uit. “Je krijgt een tool die niet enkel narratief is, maar ook datagedreven, op een wetenschappelijke, methodologisch correcte manier. Dan kun je het meest efficiënte beleid voeren, op basis van de noden van de bevolking. Nu zijn we vooral afhankelijk van opinies, maar die zijn helaas vaak gedreven door mythes. Met correcte data kunnen we die doorprikken. Ze worden ankerpunten die ons op weg zetten naar betekenis. Ook het gezondheidseconomisch perspectief mag overigens niet ontbreken: op basis van data zouden we bijvoorbeeld het effect kunnen berekenen van mensen met psychische problemen die al na één jaar hulp zoeken, in plaats van na tien jaar. Dat effect kan je koppelen aan beleid, denk maar aan eerstelijnspsychologische hulp. Maar er zijn natuurlijk nog veel meer maatschappelijke vragen: welke impact heeft snellere hulpverlening bijvoorbeeld op kwaliteit van leven, op andere aandoeningen of op absenteïsme? Je zou zelfs kunnen berekenen hoeveel ernstige depressies we over 30 jaar kunnen vermijden door nu te investeren in preventie.”

Vermaatschappelijking

Over één zaak zijn alle betrokkenen het ook alvast eens: deze leerstoel loopt drie jaar, maar nadien mag het zeker niet stoppen. “We willen uiteraard dat er ook nadien nog accurate data worden verzameld over geestelijke gezondheidszorg, deze monitor moet duurzaam verankerd worden”, vindt Portzky. Dat beaamt Van den Broeck. “Dit is een begin, maar het is niet de bedoeling dat deze leerstoel eindeloos op onze schouders rust. Ik hoop dat dit een prikkel is voor de overheid om deze taak nadien verder op te nemen. Het is alvast een heel mooi signaal van Zorgnet-Icuro: met deze leerstoel tonen we dat geestelijke gezondheidszorg niet het kleine broertje in de zorg is. En de middelen voor de gezondheidszorg zijn helaas beperkt, dus het is belangrijk dat we er zo efficiënt mogelijk mee omspringen. Daar kunnen goede data alleen maar toe bijdragen.” Dat vindt ook Leys. “Zorgnet-Icuro geeft ons zaaigeld om iets concreets te creëren. Over drie jaar zullen we hopelijk enkele mooie resultaten kunnen voorleggen, maar dan zal het uiteraard niet voltooid zijn. Hopelijk stimuleert dit de verschillende overheden om het project op termijn verder te coördineren en te financieren.”

Mark Leys: “Nu horen we te vaak slogans en opinies van experten, maar te weinig cijfers. Dat moet dringend veranderen”

Uiteindelijk zouden de resultaten van de Public Mental Health Monitor moeten doorsijpelen naar de hele samenleving, besluit Bruffaerts. “Als we op basis van data kunnen aantonen wanneer bepaalde pathologieën ontstaan - naar verwachting is dat op vrij jonge leeftijd - dan kan je daar ook implicaties aan koppelen. Nu zijn er bijvoorbeeld nog stevige schotten tussen de geestelijke gezondheidszorg en het onderwijs, maar is dat wel terecht? Waarom zouden we op school niet meer investeren in veerkracht en weerbaarheid? Maar ook andere contexten zouden zeker betrokken mogen worden, denk maar aan de jeugdbeweging. Dan krijg je échte vermaatschappelijking van de zorg. Iedereen zou meer kennis moeten hebben over geestelijke gezondheid en mentaal welzijn, maar ook ‘handen en voeten’ om ermee om te gaan. Daar hopen we met deze leerstoel een steen te verleggen.”

TEKST: STEFANIE VAN DEN BROECK – BEELD: JAN LOCUS & JONATHAN RAMAEL

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.